vrijdag 29 november 2013

Vrienden

Ik zag een documentaire over the Velvet Underground uit 1986. Er is niemand die Velvet Underground zo mooi kan zeggen als John Cale, met zijn keurige Britse accent, maar dit terzijde. Alle leden van de band leefden nog en werden geïnterviewd in de documentaire. Wat opviel is dat ze allemaal nogal vadsig waren geworden - op Lou Reed na. Ook keek vrijwel iedereen boos, hoewel niemand zich negatief over de anderen uitliet en er ook niet werd gesproken van ruzies of vetes. Nico werd samen met Sterling Morrison geïnterviewd, wat pas na een aantal shots bleek, toen de camera uitzoomde en Morrison in beeld kwam. Nico vertelde iets, en hij keek alsof hij dacht: Tja, maar jij hebt er ook nooit iets van begrepen.
Alleen Moe Tucker was uitgesproken vrolijk. De andere bandleden zag ze niet meer, zei ze. Alleen Lou Reed nog, soms. Ze vertelde hoe ze na het uiteengaan van de Velvets in haar eentje doorging met liedjes maken, en toen ze vond dat de tijd rijp was om een plaat op te gaan nemen, voorzichtig platenlabels begon te bellen. Ze wilde ze uitleggen wie ze was, Moe Tucker van the Velvet Underground, ‘maar ik kon niet eens mijn zin afmaken, toen ik zei: Met Moe Tucker, reageerden ze al van: Ben jij het echt?’ Ze had verwacht dat niemand wist wie ze was, dat ze zelfs nooit van the Velvet Underground zouden hebben gehoord.

Tegen het einde van de film zit John Cale onderuitgezakt in een stoel met een gitaar op schoot. Hij kijkt strak in de camera en zingt een liedje van zichzelf.
If you grow tired of the friends you make
Never ever turn your back on them
Say they were the best of times you ever had
The best of times with the thoughtless kind.

Ik kende het nummer al, en tegelijkertijd hoorde ik het nu voor het eerst.

dinsdag 26 november 2013

De erfenis van Alice

Het kan allemaal wel wat minder. Tientallen euro’s per maand betaal ik voor zaken waar ik nauwelijks gebruik van maak. Digitale televisie terwijl ik amper tv kijk. Een duur Vodafone-abonnement terwijl die flashy telefoon allang is afbetaald. Mobiel internet terwijl ik buiten deur louter wifi (ww). Een inboedelverzekering bij de bank terwijl die elders veel goedkoper is. Om over die zorgverzekering nog maar te zwijgen. Ik wil helemaal geen homeopathie. En waarom heb ik in godsnaam een rechtsbijstandverzekering die me beschermt tegen gedwongen ontslag? Een doorlopende reisverzekering als ik doorlopend thuis zit? Ik zet alles om. Het scheelt me ettelijke euro’s per maand. Waarom heb ik dit niet eerder gedaan?

Ik weet wel waarom. Vanwege Alice.

Vroeger, toen internet en telefoon nog een zaak waren van KPN en KPN alleen, en Nuon het monopolie had op gas en elektra, had je geen keuze. Het was simpel en overzichtelijk, maar niet perse goedkoop.
Toen er op een goeie dag nieuwe aanbieders aan de horizon verschenen, aanbieders met namen die klonken als een wasmiddel van de Aldi of een stad in Ijsland, was ik een van de eersten die overstapte.
Een naam zegt niet alles.

In mijn omgeving dachten ze daar anders over. Kijk toch uit, zeiden ze, en: Alice? Who the fuck is Alice?
Maar ik dacht slim te wezen. En vooral goedkoop uit. Ik zette alles om.
Dat heb ik geweten. Oxxio sloot de buurman aan in plaats van mij. Bij Tele2 viel het internet steeds uit, en bleef ik gewoon abonnementsgeld betalen terwijl ik allang had opgezegd. Online zei: het ligt aan uw telefoon, mevrouw, goeiedag. En bij Alice stoorde gewoon alles.
Toch ben ik vandaag overgestapt. Op alle denkbare gebieden. Met klamme handen typte ik mijn gegevens in, met een bonkend hart klikte ik op Akkoord.
‘Weet je nog, Alice?’ zei een vriend toen ik hem opbelde om het te vertellen. Daarna viel de verbinding weg. De dure 3-in-1 UPC-verbinding.

Nu zit ik weer bij KPN en Nuon. Ik had geen ander alternatief. Nuon is de enige die stroom levert in mijn gebied. Online heeft geen analoge televisie. Tele2 bleek me niet meer te accepteren als klant omdat ik een keer had staan schreeuwen aan de telefoon. En Alice schijnt inmiddels niet meer te bestaan.
Zo bleek het allemaal toch nog simpeler en overzichtelijker dan ik had gedacht.

Ik hou mijn hart vast.

maandag 25 november 2013

Ingrediënten

De schrijverseetclub was bijeengekomen in mijn huis. We aten, dronken en vertelden wat we zoal hadden meegemaakt. Veel maken de schrijvende eters eigenlijk niet mee. Op eentje na, die maakt aan de lopende band dingen mee. Dingen met lijken en psychopaten, en altijd gewoon op straat of bij Albert Heijn.

Eén keer ging de schrijverseetclub geesten oproepen. Het glaasje waarop we onze vingers hadden gelegd schoof alleen naar hem toe. Telkens opnieuw. Alsof de geesten wisten dat ze met hun verhalen bij hem moesten zijn.

Maar nu bevatte zijn verhaal geen lijk en ook geen psychopaat. Wel een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en een paar blikken champignonragout. Het was een heel goed verhaal, vol spanning, drama, onverwachte plotwendingen en merkwaardige personages.
‘Hier moet je een verhaal over schrijven,’ zeiden we toen het klaar was, ‘of nee, een boek.’
Toen zei een van ons: ‘Laten we er allemáál een boek over schrijven.’
Dat vond de rest een goed idee. Zes verschillende boeken over één verhaal.
‘Alleen heb jij dan wel een voorsprong, dat is niet eerlijk,’ zeiden we tegen degene die het verhaal had verteld.
Maar hij zei: ‘Ik weet veel te veel van die mensen, dat is juist een handicap.’
En dat was ook weer waar. Wíj hadden alleen die vier ingrediënten. Vijf, als je asielzoeker en de stifttand apart rekende. Daar kon je alle kanten mee op. Alle kanten.
Het was een topconcept. Waarom telkens nieuwe ingrediënten verzinnen? Een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en een paar blikken champignonragout, meer had je niet nodig voor een verhaal. Dat zouden anderen ook weldra gaan inzien. Na publicatie van onze zes boeken zou het idee overal navolging krijgen. Eerst in eigen land, dan over de grenzen. The Great American Novel zou voortaan een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en blikken champignonragout bevatten. De Nobelprijs voor de literatuur zou gaan naar de schrijver van een boek over een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en een paar blikken champignonragout. Er zou een nieuwe stroming binnen de letteren ontstaan, afgekort: PASBC. Mindere schrijvers zouden proberen mee te liften op de hype. Literatuurwetenschappers zouden zich buigen over de archetypes van het genre. Er zouden tegenstromingen ontstaan.
En dan zou het, even onverwacht als het was begonnen, weer stoppen. Het was klaar, uitgemolken, tijd voor iets nieuws.
De schrijverseetclub bestond inmiddels niet meer. Zes boeken met dezelfde ingrediënten, van zes schrijvers die allemaal het oorspronkelijke idee claimden, daar was geen vriendschap tegen bestand.

vrijdag 22 november 2013

Gereedschapskoffer

Wat is dat toch met vrouwen? We spreken met minachting over mannen die niet koken, niet schoonmaken en geen luiers verschonen, maar weigeren klussen te doen die van oorsprong zijn terrein zijn. Althans, als we een relatie hebben. Als die relatie al een poosje het stadium van verliefdheid gepasseerd is. Zodra een vrouw wat langer een relatie heeft verandert ze weer in een hulpeloos kind. Kan niet klussen, heeft geen verstand van technische apparatuur, laat hem haar bankzaken doen – wat is dat toch? Zelfs de aanschaf van haar nieuwe telefoon of computer laat ze aan hem over. Want hij heeft er meer verstand van. Ook als hij er geen verstand van heeft.

Ik weet waar ik het over heb, ooit was ik net zo. Ging wel gezellig mee naar de Gamma, maar als er een spijker in de muur moest worden geslagen, ging ik op de bank Virginia Woolf liggen lezen. Ik had mijn mond vol van het feminisme, maar liet hém mijn financiën doen, mijn nieuwe telefoon kopen, mijn nieuwe computer, onze nieuwe tv. Als ik verdwaalde in een vreemde stad, keek ik niet op de kaart, maar belde Hem. Ik dacht er gewoon niet bij na. Ik was gestopt met nadenken. Ik was een kind geworden.

Toen ik na zeven jaar single werd kreeg ik een gereedschapskoffer van hem voor in mijn nieuwe huis. Hij had het beter door dan ik. Logisch, ik was al jaren gestopt met nadenken.

Ik leerde klussen, ik leerde mijn zaakjes regelen, ik leerde waar ik op moest letten als ik apparatuur aanschafte. En ik ontdekte dat er meer waren zoals ik. Vrouwen zonder relatie. Ze klusten zelf, wisten precies wat voor telefoon en computer ze wilden hebben, sloten zelf verzekeringen en hypotheken af. Ze wisten de weg.

Mannen zonder relatie zijn weer een heel ander verhaal, heb ik begrepen. Het schijnt dat die niks anders doen dan bier drinken en pizza eten in een zooi van rondslingerende kleren, tijdschriften, dvdhoesjes en vuile borden en glazen. Waarschijnlijk omdat ze weten wat ze te wachten staat in hun volgende relatie. Ze nemen het er nog even goed van.

woensdag 20 november 2013

Ontsnapping

Eén ding geleerd: roep nooit te hard dat alles al veel te lang goed gaat, want dat is de goden verzoeken. Dan gaat die opdracht waar je een maand van kon leven niet door, blijkt er inene geen geld meer op je rekening te staan en wordt je zo gekoesterde rust opeens verstoord door spoken uit het verleden. En het leven is al zwaar genoeg als je in de gevangenis zit.
Wat? O nee, dat is een televisieserie. Een serie waar je je in onderdompelde om aan de werkelijkheid te ontsnappen. Avond na avond, twee, drie afleveringen achter elkaar. Tot je in slaap valt – in die gevangenis. Droomt van die gevangenis. Verlamd van machteloze woede om het onrecht dat je is aangedaan, want je bedoelde het alleen maar goed toen je een grap maakte over het smerige eten. Je was gewoon eerlijk toen je de medegevangene die dacht dat ze een lijntje had met Jezus, vertelde dat je niet gedoopt kon worden, omdat je niet geloofde. Kon jij er wat aan doen dat de kokkin je grap hoorde? Dat die godsdienstwaanzinnige je als de duivel is gaan zien, en je dood wil hebben? Je bent bang in je slaap. Je bent eenzaam. Je hebt het idee dat niemand je begrijpt.
En je hebt het zo koud. Maar dat komt waarschijnlijk omdat je al dertien jaar in de sneeuw van de Himalaya ligt, je lichaam en je sneeuwpak nog intact, maar bevroren tot op het bot. Niemand hoort je hulpgeroep. Ze noemen de grot waar je voor ligt naar de kleur van je laarzen, het wordt een herkenningspunt voor andere klimmers. Verderop liggen er nog een paar. Een man die twintig jaar geleden even uitrustte tegen een hoop sneeuw. De hoop sneeuw is verdwenen, hij zit er nog steeds. Een vrouw met een beertje naast zich, iemand heeft een vlag over haar heen gedrapeerd, zodat niemand haar van pijn en angst vertrokken gezicht hoeft te zien. We zijn hier voor ons plezier, hoor.
Maar Geza verstoort de rust in de groep met zijn gestook. Hij hangt de vermoorde onschuld uit, beschuldigt Jan van complotjes smeden, terwijl hij zelf niks anders doet. Anna is al niet veel beter. Ze hoeft toch niet zo gemeen te doen tegen Paulien, die dan niet de slimste of de snelste is, maar het allemaal goed bedoelt.
Kunnen ze haar er niet gewoon uit stemmen met z’n allen?
Kunnen ze jou er niet gewoon uit stemmen?
Alleen, waar moet je dan heen?

maandag 18 november 2013

Gebonk

Ik lag net in bed toen er boven mijn hoofd gebonk klonk. Alsof iemand een voetbal op de vloer liet stuiteren. Het was half twaalf ’s avonds. Ik trok het dekbed over mijn kop, wachtend tot het zou stoppen. Maar het duurde wel erg lang. Soms klonk het even harder, dan weer zachter. Een ritmisch gebonk. Zeker een half uur was het al bezig, misschien drie kwartier. Moest ik een sms'je sturen met de vraag of het wat zachter kon? Maar misschien kwam het niet van boven, maar van opzij. En dan maakte ik onbedoeld iemand wakker.

Ik opende mijn ogen en bleef in het donker naar het plafond staren. Opeens was het stil. Ergens werd een wc doorgetrokken.
Toen begon me iets te dagen.

Urenlang lag ik te luisteren naar het gebonk. Ik zakte weg, werd wakker, zakte weer weg, en besloot op te staan. Ze waren nog steeds bezig. Of alweer. Dat kon toch niet? Wie hield het zo lang vol? Woede wisselde zich af met medelijden voor de vrouw die dit moest ondergaan. Die de volgende dag niet meer zou kunnen lopen. Maar het medelijden met mezelf was toch wel het grootst.
Ik liep de gang in om een glas water te pakken. Het bonken werd luider. De deur van de woonkamer stond op een kier. Toen ik hem openduwde voelde ik dat ik iets zwaars wegduwde. Het gebonk was gestopt.

Opeens wist ik het weer. Voordat ik ging slapen had ik het raam opengezet. Om te voorkomen dat de kamerdeur open zou waaien, had ik er een zware aardewerken schaal achter gezet. Door de tocht had de deur de hele nacht tegen de schaal staan bonken.
Ik dacht aan mijn benedenburen, sloot het raam en ging terug naar bed. Gloeiend van schaamte.


zondag 17 november 2013

Corned beef

‘Alsjeblieft.’ De jongen zet een kop koffie voor me neer.
Ik zit aan een grote lege tafel. Naast me op de vloer zit een geknielde man met een schildpaddenkop. Zijn grote teen steekt door een gat in zijn sok. Ik doe alsof ik niet onder de indruk ben. Alsof ik dagelijks dit soort taferelen zie.
‘Wil je suiker?’ vraagt de jongen. Ik knik.
As hij wegloopt buig ik voorover, naar het wezen met de schildpaddenkop. De handen zijn levensecht, zelfs van dichtbij. Ik werp een blik over mijn schouder. Achter me is de vloer opengebarsten. Een verwrongen gezicht dringt zich een weg naar buiten.
De jongen zet een suikerpot op tafel. ‘23 is ze pas. Net van de academie. En nu al dit soort dingen maken.’ Hij knikt naar het pakket dat ik op tafel heb gelegd. ‘Laat eens zien?’
Ik peuter de plakbandjes op de vuilniszak los, schuif de lijst voorzichtig uit het bubbeltjesplastic.
‘Ze is in 99 overleden, hè?’
‘97, dacht ik.’
Hij googlet het. ’97, inderdaad.’ Hij klapt zijn laptop dicht.
‘Ik heb geld nodig,’ zeg ik, ‘anders zou ik hem niet verkopen. Crisis hè.’
‘O, maar niet in de kunstwereld. Ja, kleine namen, die verkopen niet, maar de grote namen…’ Hij laat zijn blik even rusten op het werk dat ik heb meegebracht. ‘Je wilt niet weten wat voor bedragen daarvoor wordt betaald. Er wordt voor miljarden gekocht. Miljarden.’ Hij zucht. ‘Maar dat zijn geen mensen zoals wij natuurlijk. Dat is een heel andere league. Die heeft ook last van de crisis, maar een miljoentje meer of minder voelen ze echt niet.’
Ik kijk naar het fotowerk in de lijst. Diana van Rob Scholte, dertien jaar geleden gekocht in tijden van welvaart. Nu is het crisis. Voor mij dan.
De deur gaat open en de galeriehouder komt binnen, in elke hand een boodschappentasje. Hij haalt een blik corned beef uit een van de tassen en geeft het aan de jongen. Die trekt het sleuteltje van het deksel en begint het blik open te ritsen. Het vlees dat tevoorschijn komt is roodbruin.
‘Corned beef,’ zegt de jongen, met een overdreven Engelse uitspraak.
‘Of zoals ze hier zeggen kornètbief.’ De galeriehouder lacht naar me. Dan werpt hij een blik op de foto. Zijn lach verdwijnt. ‘Ik dacht dat je het over de telefoon over een schilderij had.’
Ik kan me niet herinneren dat ik dat heb gezegd. Diana, had ik gezegd, in de overtuiging dat de galeriehouder wist waarover ik het had.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, dit is niks waard nu. Honderdvijftig euro hooguit.’
Ik kijk naar Diana. Ze lacht afwezig voor zich uit.
‘Maar die andere galeriehouder zei…’
‘Ik ben eerlijk. Over zes, zeven jaar is het wel weer wat waard. Je ziet er nog jong uit, daar kun je wel op wachten.’ Hij pakt zijn boodschappentassen op. Ik kom ook overeind.
‘Kijk uit!’ roept hij verschrikt.
Ik slaak een gil. Uit de vloer steekt een hand met een opgestoken middelvinger. 23 jaar oud. Net van de academie.
Ik stop Diana terug in de vuilniszak en ga naar huis.

donderdag 14 november 2013

Exquise

Altijd als ik op Facebook foto’s zie van prachtig gecomponeerde maaltijden, gezond, gevarieerd en kleurrijk bovendien, moet ik denken aan de vrouw die meedeed aan een kookprogramma waarin ze andere kandidaten moest zien te overtuigen van het feit dat zij een chefkok was. Of van het feit dat zij de chefkok níet was, dat weet ik niet meer precies.
Nadat ze haar medekandidaten aan een perfect gedekte tafel een aantal exquise gerechten in verschillende gangen had voorgezet, was het tijd voor het nagerecht. Ze zette een kuipje mascarpone op tafel, pakte de broodplank en legde er een suikerbrood op. ‘Ik had wel iets ingewikkelds kunnen maken, maar dit is gewoon mijn lievelingstoetje,’ zei ze terwijl ze een dikke plak suikerbrood afsneed en daar een kwak mascarpone op liet vallen.
Ik weet niet waarom het me zo is bijgebleven. Misschien omdat ik ook wel eens exquise gerechten bereid, die gezond, gevarieerd en kleurrijk zijn bovendien. En omdat ik daarna vaak een Snickers uit de kast pak, of twee, of drie. Of een zak chocopepernoten. Of gewoon een beschuit met pindakaas en hagelslag maak.
Dat doen jullie ook, dat weet ik zeker. Alleen zie ik dat nooit op Facebook terug.

dinsdag 12 november 2013

Gekanteld

Toen ik een maand vaste verkering had stuurde mijn moeder me naar de huisarts voor de pil. De huisarts vroeg of ik een regelmatige cyclus had. Ik wist niet wat dat was, dus knikte maar wat. Ik wilde niet dat hij zou denken dat ik nog maar een kind was.
Eerst onderzocht hij mijn borsten op de aanwezigheid van verdachte knobbeltjes, daarna zou hij een inwendig onderzoek uitvoeren. Mijn moeder had me verteld dat hij dat elk half jaar deed, tijdens controles. ‘Hij is een beetje ouderwets,’ had ze gezegd, ‘hij denkt dat dat nodig is.’
Ik ging op de onderzoekstafel liggen. Hij vroeg me mijn knieën op te trekken. Ik dacht dat hij bedoelde met mijn voeten in de lucht, en schopte de bril van zijn neus.
Met een rood hoofd raapte hij zijn bril van de vloer. ‘Je hebt een gekantelde baarmoeder,’ zei hij, ‘vroeger dachten de mensen dat je dan geen kinderen kon krijgen, maar in Afrika woont een stam waarvan alle vrouwen een gekantelde baarmoeder hebben, en die hebben heel veel kinderen.’
Ik knikte. Ik wilde geen kinderen, maar dat zou nog wel veranderen, volgens mijn moeder.
De huisarts ging achter zijn bureau zitten en schreef een recept voor me uit, waarna ik en mijn gekantelde baarmoeder naar huis vertrokken.
Thuis vertelde ik mijn moeder over de kanteling. ‘Dan geven ze je een keizersnede als je bevalt,’ zei ze. Ik wilde zeggen dat ik toch nooit zou bevallen, maar ik wist wat haar reactie zou zijn, dus hield ik mijn mond. Wel dacht ik: de natuur heeft zo zijn eigen manier om dingen op te lossen.
Jaren wachtte ik tot die kinderwens zich zou gaan opdringen, maar dat gebeurde niet, ik wilde enkel katten. En toen ik weer eens met opgetrokken knieën (nu op de juiste manier) op een onderzoekstafel lag, bleek ook van een gekantelde baarmoeder geen sprake.

vrijdag 8 november 2013

Oneven

De muzikant ligt languit in de deuropening, zijn benen nog in de gang, zijn hoofd op mijn deurmat. Ik slaak een gil.
Hij had me gevraagd de kamer in te gaan en pas te komen als hij me had geroepen.
Hij tilt zijn hoofd op. ‘Dit zag ik dus.’
‘Jezus.’
‘Ik kwam thuis vannacht en wachtte op de lift, maar die kwam maar niet, dus besloot ik de trap te nemen. Op de eerste verdieping zag ik twee schoenen uit de lift steken. Toen ik dichterbij kwam bleek er een man in de lift te liggen.’
‘Dood?’ Ik denk aan de messenwerpster van een paar weken terug.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Dronken.’
‘Languit?’
‘Ja, zo. Nee wacht.’ Hij sjort zijn broek naar beneden tot halverwege zijn kont en legt zijn hoofd weer op de mat. ‘Zo.’
‘We wonen in een gekkenhuis,’ zeg ik. ‘Wij zijn de enige normale bewoners. Thee?’
Hij knikt en krabbelt overeind.
‘Voorzichtig!’ zeg ik. ‘Het is een oneven dag.’
‘O ja,’ zegt hij, en loopt in vijf, perfect afgemeten stappen naar de kamer.

dinsdag 5 november 2013

Ritalin

We zijn met zes surveillanten. We hebben allemaal een strategische positie ingenomen. Er zitten tweehonderdvijftig studenten in de zaal, maar we letten vooral op elkaar. Als een van ons in beweging komt en langzaam tussen de tafeltjes door loopt, volgen de anderen hem met argusogen. Als hij tot stilstand is gekomen en een andere positie heeft ingenomen duurt het niet lang of een ander van ons komt in beweging. Ook die loopt nu, in hetzelfde lage tempo langs de tafels. We ontwijken elkaars blikken.
Het is koud in de ruimte, maar de studenten dragen T-shirts en hebben rode hoofden van de warmte.
‘Ritalin,’ had een van mijn schrijfcursisten de vorige avond gezegd, ‘alle studenten slikken tegenwoordig Ritalin om beter te kunnen presteren.’
‘Snuiven, niet slikken,’ zei een ander.
En weer een ander zei: ‘Niet alleen studenten, het hele zakendistrict van Londen draait op Ritalin. Anders houden ze het niet vol, die veertienurige werkdagen.’
Ik laat mijn ogen langs de studenten gaan, probeer de Ritalinsnuivers te ontdekken, maar weet niet precies wat de signalen zijn.
Iemand hoest. Ik heb zin om ook te hoesten, zomaar, om de stilte te doorbreken. We moeten nog anderhalf uur. Ik probeer buikspieroefeningen te doen zonder dat iemand het ziet.
Een van de surveillanten komt in beweging en begint aan een ronde langs de tafels. Straks ben ik aan de beurt. Ik heb nog niet gelopen. Ik probeer in te schatten wat het beste moment is om in beweging te komen, maar telkens verstrijkt het moment dat ik uitkies zonder dat ik in beweging kom. Elke opdracht die mijn hersens naar mijn spieren sturen strandt halverwege. Tot er een heleboel goeie voornemens liggen samen te klonteren, ergens in dat gebied tussen drang en daad.
Een surveillant pakt een stapel kladpapier van de docententafel en deelt die uit aan studenten die dat willen.
Shit, dat had ík natuurlijk moeten bedenken. Ik heb nog geen enkel initiatief genomen. Ter compensatie sla ik mijn armen over elkaar en ga extra streng kijken.
Achterin de hoek zit een surveillant steeds verder weg te zakken, blik op de grond gericht. ‘Hé!’ wil ik schreeuwen. Gewoon, om te zien wat het effect is. Ritalin werkt als speed bij mensen die geen ADD of ADHD hebben. Wat gebruikte ik toen ik nog studeerde? Koffie. Ritalin bestond nog niet. Ik kijk op de klok. Er zijn drie minuten verstreken sinds de laatste keer dat ik keek. Ik heb het koud. Wat als ik hier een dansje zou doen, heel kort maar, zou iemand daar dan iets van zeggen? Zouden een van de andere surveillanten het speciale noodnummer bellen, en zou ik dan worden afgevoerd? Of is daar meer voor nodig?
Ik zou eens een verhaal moeten schrijven over mijn neiging tot sabotage als een manier om controle te krijgen op dingen.
‘Nog tien minuten,’ klinkt het door de microfoon.
Ik voel opeens mijn benen in beweging komen.

zaterdag 2 november 2013

Ongerust

‘Ik weet niet wat het is,’ zeg ik tegen de vriendin die op bezoek is. We drinken verse muntthee en eten er een stuk spinazie-geitenkaasquiche van de bakker bij. ‘Ik voel me al zo lang goed.’
Ze kijkt even op. ‘Gelukkig, bedoel je?’
Ik trek een vies gezicht. ‘Nah. Maar misschien is het wel zoiets. Neem nu dit huis.’
‘Het is een heel mooi huis.’ Ze kijkt opnieuw bewonderend rond.
‘Dat bedoel ik. Elke dag denk ik: jezus, wat heb ik een mooi huis, wat heb ik het getroffen. En het gaat allemaal alleen nog maar mooier worden. De buurt, alles, zó mooi.’
‘Ja, het wordt echt mooi.’
‘Maar ik kan alleen maar denken: wanneer stopt het? Het gaat al veel te lang goed. Toen er een psychotische bewoner met een mes begon te zwaaien was ik bijna opgelucht. Hè hè, dacht ik, nu gaat het mis. Misgaan ken ik, met misgaan kan ik omgaan. Dan weet ik wat ik moet doen. Brieven schrijven, boos worden.’
‘Ja, dat kan je.’ Ze knikt.
‘Maar nu zit ik toch een beetje van, wat is de volgende stap? Zelfs mijn financiële situatie…’
‘Och ja…’ Ze houdt haar hoofd scheef en kijkt me medelevend aan.
‘Maar het is helemaal niet zo erg! Ik durfde al weken niet op mijn rekening te kijken omdat ik dacht dat er bijna niks meer op stond. Elke keer als ik pinde dacht ik: nu lukt het niet meer. Maar gisteren keek ik op mijn rekening, en wat denk je? Er stond veel meer geld op dan ik dacht. Niet veel, maar genoeg. Gewoon genoeg.’
‘Jee.’
‘En niet alleen dat, er komen steeds nieuwe opdrachten binnen. Ik had dat kut uitzendbaantje helemaal niet hoeven aannemen.’
‘Dat kut uitzendbaantje dat je nog leuk blijkt te vinden ook.’
‘Precies!’
‘Misschien moet je iets forceren,’ zegt ze, ‘zodat je er weer grip op krijgt. Iets kapot maken of zo.’
Ik kijk naar het theeglas in mijn hand, en laat het vallen. Het komt met een klap neer, rolt een stukje verder en blijft dan liggen. Ongebroken.