vrijdag 8 november 2013

Oneven

De muzikant ligt languit in de deuropening, zijn benen nog in de gang, zijn hoofd op mijn deurmat. Ik slaak een gil.
Hij had me gevraagd de kamer in te gaan en pas te komen als hij me had geroepen.
Hij tilt zijn hoofd op. ‘Dit zag ik dus.’
‘Jezus.’
‘Ik kwam thuis vannacht en wachtte op de lift, maar die kwam maar niet, dus besloot ik de trap te nemen. Op de eerste verdieping zag ik twee schoenen uit de lift steken. Toen ik dichterbij kwam bleek er een man in de lift te liggen.’
‘Dood?’ Ik denk aan de messenwerpster van een paar weken terug.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Dronken.’
‘Languit?’
‘Ja, zo. Nee wacht.’ Hij sjort zijn broek naar beneden tot halverwege zijn kont en legt zijn hoofd weer op de mat. ‘Zo.’
‘We wonen in een gekkenhuis,’ zeg ik. ‘Wij zijn de enige normale bewoners. Thee?’
Hij knikt en krabbelt overeind.
‘Voorzichtig!’ zeg ik. ‘Het is een oneven dag.’
‘O ja,’ zegt hij, en loopt in vijf, perfect afgemeten stappen naar de kamer.