zaterdag 2 november 2013

Ongerust

‘Ik weet niet wat het is,’ zeg ik tegen de vriendin die op bezoek is. We drinken verse muntthee en eten er een stuk spinazie-geitenkaasquiche van de bakker bij. ‘Ik voel me al zo lang goed.’
Ze kijkt even op. ‘Gelukkig, bedoel je?’
Ik trek een vies gezicht. ‘Nah. Maar misschien is het wel zoiets. Neem nu dit huis.’
‘Het is een heel mooi huis.’ Ze kijkt opnieuw bewonderend rond.
‘Dat bedoel ik. Elke dag denk ik: jezus, wat heb ik een mooi huis, wat heb ik het getroffen. En het gaat allemaal alleen nog maar mooier worden. De buurt, alles, zó mooi.’
‘Ja, het wordt echt mooi.’
‘Maar ik kan alleen maar denken: wanneer stopt het? Het gaat al veel te lang goed. Toen er een psychotische bewoner met een mes begon te zwaaien was ik bijna opgelucht. Hè hè, dacht ik, nu gaat het mis. Misgaan ken ik, met misgaan kan ik omgaan. Dan weet ik wat ik moet doen. Brieven schrijven, boos worden.’
‘Ja, dat kan je.’ Ze knikt.
‘Maar nu zit ik toch een beetje van, wat is de volgende stap? Zelfs mijn financiële situatie…’
‘Och ja…’ Ze houdt haar hoofd scheef en kijkt me medelevend aan.
‘Maar het is helemaal niet zo erg! Ik durfde al weken niet op mijn rekening te kijken omdat ik dacht dat er bijna niks meer op stond. Elke keer als ik pinde dacht ik: nu lukt het niet meer. Maar gisteren keek ik op mijn rekening, en wat denk je? Er stond veel meer geld op dan ik dacht. Niet veel, maar genoeg. Gewoon genoeg.’
‘Jee.’
‘En niet alleen dat, er komen steeds nieuwe opdrachten binnen. Ik had dat kut uitzendbaantje helemaal niet hoeven aannemen.’
‘Dat kut uitzendbaantje dat je nog leuk blijkt te vinden ook.’
‘Precies!’
‘Misschien moet je iets forceren,’ zegt ze, ‘zodat je er weer grip op krijgt. Iets kapot maken of zo.’
Ik kijk naar het theeglas in mijn hand, en laat het vallen. Het komt met een klap neer, rolt een stukje verder en blijft dan liggen. Ongebroken.