maandag 25 november 2013

Ingrediënten

De schrijverseetclub was bijeengekomen in mijn huis. We aten, dronken en vertelden wat we zoal hadden meegemaakt. Veel maken de schrijvende eters eigenlijk niet mee. Op eentje na, die maakt aan de lopende band dingen mee. Dingen met lijken en psychopaten, en altijd gewoon op straat of bij Albert Heijn.

Eén keer ging de schrijverseetclub geesten oproepen. Het glaasje waarop we onze vingers hadden gelegd schoof alleen naar hem toe. Telkens opnieuw. Alsof de geesten wisten dat ze met hun verhalen bij hem moesten zijn.

Maar nu bevatte zijn verhaal geen lijk en ook geen psychopaat. Wel een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en een paar blikken champignonragout. Het was een heel goed verhaal, vol spanning, drama, onverwachte plotwendingen en merkwaardige personages.
‘Hier moet je een verhaal over schrijven,’ zeiden we toen het klaar was, ‘of nee, een boek.’
Toen zei een van ons: ‘Laten we er allemáál een boek over schrijven.’
Dat vond de rest een goed idee. Zes verschillende boeken over één verhaal.
‘Alleen heb jij dan wel een voorsprong, dat is niet eerlijk,’ zeiden we tegen degene die het verhaal had verteld.
Maar hij zei: ‘Ik weet veel te veel van die mensen, dat is juist een handicap.’
En dat was ook weer waar. Wíj hadden alleen die vier ingrediënten. Vijf, als je asielzoeker en de stifttand apart rekende. Daar kon je alle kanten mee op. Alle kanten.
Het was een topconcept. Waarom telkens nieuwe ingrediënten verzinnen? Een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en een paar blikken champignonragout, meer had je niet nodig voor een verhaal. Dat zouden anderen ook weldra gaan inzien. Na publicatie van onze zes boeken zou het idee overal navolging krijgen. Eerst in eigen land, dan over de grenzen. The Great American Novel zou voortaan een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en blikken champignonragout bevatten. De Nobelprijs voor de literatuur zou gaan naar de schrijver van een boek over een poedel, een asielzoeker met een stifttand, een bidet en een paar blikken champignonragout. Er zou een nieuwe stroming binnen de letteren ontstaan, afgekort: PASBC. Mindere schrijvers zouden proberen mee te liften op de hype. Literatuurwetenschappers zouden zich buigen over de archetypes van het genre. Er zouden tegenstromingen ontstaan.
En dan zou het, even onverwacht als het was begonnen, weer stoppen. Het was klaar, uitgemolken, tijd voor iets nieuws.
De schrijverseetclub bestond inmiddels niet meer. Zes boeken met dezelfde ingrediënten, van zes schrijvers die allemaal het oorspronkelijke idee claimden, daar was geen vriendschap tegen bestand.