Om tien over elf hoorde
ik een klikje en werd mijn beeldscherm zwart. Ik wachtte even, toen trok ik de
koelkast open. Donker. Ik liep naar de hal en keek door het spionnetje. Ook op
de gang was het donker. Onwillekeurig bekroop me een gevoel van opwinding. Ik
keek of iemand al wat in de Facebookgroep had gepost. Niks. Ook op de site van
Liander stond nog niks. Mijn boodschappen konden elk moment worden bezorgd. Ik
appte Picnic om te zeggen dat de bel het niet deed. En de lift, dacht ik toen. Ik
vroeg me af of er nog iets was waar ik nu stroom voor nodig had. Ik had net een
print gemaakt van een verhaal waaraan ik bezig was, dus ik had de computer niet
nodig. De verwarming hoefde ook niet aan, de zon scheen naar binnen, het was 19
graden.
Ik besloot de Picnic-bezorger beneden op te wachten.
Op de trap kreeg ik gezelschap van een buurman van een hoger gelegen verdieping.
‘Er is een stroomstoring,’ zei ik.
‘Ik verwacht een pakketje,’ zei hij. Er kleefde een post-it memo aan zijn vinger.
‘Ik verwacht boodschappen,’ zei ik, en ik zwaaide met de statiegeldtasjes waarin twee statiegeldflessen zaten.
Op de eerste verdieping voegde een buurvrouw zich bij ons.
‘Ik stond net onder de douche toen het water ermee ophield,’ zei ze.
‘Ik verwacht boodschappen en hij verwacht een pakketje,’ zei ik.
De buurman knikte. ‘Ik verwacht een pakketje.’
Vrolijk vervolgden we de afdaling.
In de hal namen we afscheid. Een buurman stuurde een
bericht, een ouderwetse sms: Er is een stroomonderbreking. De verwachtte
eindtijd is 13:30.
Ik schreef: Ik sta al beneden in de hal op mijn boodschappen te wachten.
Een stuk of vijf buren passeerden. Iedereen leek lichter te bewegen. Er verscheen een buurman in thuiswerkpyjama. ‘Drie postcodegebieden zitten zonder stroom,’ zei hij.
‘Wauw,’ zei ik, terwijl ik me afvroeg hoe groot een postcodegebied was.
Een buurvrouw kwam de trap af met twee zakjes stroopwafels in haar hand. Even dacht ik dat ze uit ging delen. ‘Ik heb geen voordeursleutel,’ zei ze. ‘Ik heb alleen een elektrische sleutel, de echte sleutel heb ik aan mijn moeder gegeven.’ Ze kon ook haar auto niet uit de garage halen, het hek ging niet open.
‘Jeetje,’ zei ik, dankbaar voor deze nieuwe informatie, die de ramp nog groter maakte, nog ingrijpender.
‘Daar is Picnic,’ zei de buurman.
Ik trok de voordeur open en zei tegen de bezorger: ‘Er is geen stroom.’
‘In English?’ zei hij.
‘There’s no electricity. The bells and the lift are not working.’ Ik vroeg me af of bell wel Engels was voor bel. Ik wist wel dat lift Engels was voor lift. Alleen in Amerika zeggen ze elevator.
De bezorger bood aan mijn boodschappen voor me over de
trap naar boven te brengen. Ik zei dat ik dat zelf wel deed. ‘Gelukkig woon ik
op de vierde en niet op de achtste,’ zei ik.
‘Hahaha,’ zei hij, en ook ik zei: ‘Hahaha.’
Ik legde de sinaasappels, de flessen wijn en
schoonmaakazijn in mijn postvak. Het paste precies. Met de rest van de
boodschappen nam ik de trap. Op de vierde kwam ik een buurvrouw van de zesde
tegen in het gezelschap van een buurman van de derde.
‘Ik had de hoofdschakelaar omgezet en wist niet meer hoe ik hem terug moest zetten!’ zei ze giechelend. ‘Gelukkig wist hij het wel.’
‘Ik ben er sneller dan Liander,’ grapte de buurman.
Hahaha, zeiden de buurvrouw en ik.
Binnen pakte ik de print van mijn verhaal er weer bij. Maar
ik kon me niet concentreren. Ik overwoog om thee te maken met behulp van mijn
fonduestel. Maar ik had geen zin in thee. De zon scheen, ik trok mijn jas en
schoenen aan en ging een wandeling maken. Tegen iedereen die ik tegenkwam – een
man die zich over een kinderwagen boog, twee vrouwelijke hardlopers, een
bouwvakker op een bankje in de zon – wilde ik zeggen: er is een stroomstoring.
Alleen maar om het erover te kunnen hebben. Daarvoor in de plaats glimlachte ik
naar ze met een blik van: het is wat, hè? Ze lachten allemaal terug. Het werd me niet duidelijk
of ze daarmee hetzelfde bedoelden als ik.
‘Ik verwacht een pakketje,’ zei hij. Er kleefde een post-it memo aan zijn vinger.
‘Ik verwacht boodschappen,’ zei ik, en ik zwaaide met de statiegeldtasjes waarin twee statiegeldflessen zaten.
Op de eerste verdieping voegde een buurvrouw zich bij ons.
‘Ik stond net onder de douche toen het water ermee ophield,’ zei ze.
‘Ik verwacht boodschappen en hij verwacht een pakketje,’ zei ik.
De buurman knikte. ‘Ik verwacht een pakketje.’
Vrolijk vervolgden we de afdaling.
Ik schreef: Ik sta al beneden in de hal op mijn boodschappen te wachten.
Een stuk of vijf buren passeerden. Iedereen leek lichter te bewegen. Er verscheen een buurman in thuiswerkpyjama. ‘Drie postcodegebieden zitten zonder stroom,’ zei hij.
‘Wauw,’ zei ik, terwijl ik me afvroeg hoe groot een postcodegebied was.
Een buurvrouw kwam de trap af met twee zakjes stroopwafels in haar hand. Even dacht ik dat ze uit ging delen. ‘Ik heb geen voordeursleutel,’ zei ze. ‘Ik heb alleen een elektrische sleutel, de echte sleutel heb ik aan mijn moeder gegeven.’ Ze kon ook haar auto niet uit de garage halen, het hek ging niet open.
‘Jeetje,’ zei ik, dankbaar voor deze nieuwe informatie, die de ramp nog groter maakte, nog ingrijpender.
‘Daar is Picnic,’ zei de buurman.
Ik trok de voordeur open en zei tegen de bezorger: ‘Er is geen stroom.’
‘In English?’ zei hij.
‘There’s no electricity. The bells and the lift are not working.’ Ik vroeg me af of bell wel Engels was voor bel. Ik wist wel dat lift Engels was voor lift. Alleen in Amerika zeggen ze elevator.
‘Hahaha,’ zei hij, en ook ik zei: ‘Hahaha.’
‘Ik had de hoofdschakelaar omgezet en wist niet meer hoe ik hem terug moest zetten!’ zei ze giechelend. ‘Gelukkig wist hij het wel.’
‘Ik ben er sneller dan Liander,’ grapte de buurman.
Hahaha, zeiden de buurvrouw en ik.