dinsdag 21 februari 2023

Diamant

 Bij de kassa van de Turkse supermarkt zag ik een zilveren armband tussen mijn boodschappen liggen. ‘Kijk,’ zei tegen de caissière, ‘zo van mijn pols gegleden.’
‘Ooo,’ zei de caissière, ‘ik hoop niet dat hij heel duur was.’
‘Och,’ zei ik. Hij had negenenveertig euro gekost, wat ik vrij duur vond, maar misschien vond de caissière dat niet veel geld. Ik haalde mijn pinpas tevoorschijn en betaalde mijn boodschappen.
‘Ik ben een diamant uit mijn ring verloren,’ zei de caissière. ‘Die kostte tweeduizend euro. Ik had hem van mijn verloofde gekregen.’
Een ring van tweeduizend euro waar de diamant eruit valt. Ik wilde tegen haar zeggen: Je moet niet met hem trouwen, hij is een praatjesmaker. Of iemand die zich van alles wijs laat maken. Maar ik zei niks.
‘Wacht,’ zei de caissière. Er stond een oude man voor de kassa die één komkommer wilde afrekenen. Ze sloeg het bedrag aan en ik wachtte. Er verscheen een nieuwe klant bij de kassa, een jonge vrouw. Maar de caissière hief haar hand op als een stopteken en pakte haar telefoon om mij een foto te tonen. Ik lachte verontschuldigend naar de wachtende klant. De caissière scrolde en scrolde en scrolde. Eindelijk had ze hem gevonden. Een foto van haar ring. Ze liet hem me zien. Daarna liet ze me een foto zien van haar hand met de ring om. 
‘Ooo,’ zei ik geschrokken, omdat ik dacht dat de diamant ontbrak op die foto, maar dat was niet zo, het licht viel alleen anders. 
‘Het was hier gebeurd,’ zei ze, ‘de diamant was uit mijn ring gevallen. Ik heb de hele winkel doorzocht, maar hij was zo klein, die vind je natuurlijk niet. Tegen sluitingstijd kwam er een klant, een Surinaamse vrouw, en die keek me aan met van die ogen, weet je wel.’ De caissière keek me veelbetekenend aan en ik knikte, hoewel ik geen idee had wat voor ogen ze bedoelde. ‘Die vrouw zei: je vindt hem wel. Er is voor betaald, hij is van jou, je vindt hem.’ 
Ik dacht aan alle ringen die ik in mijn leven was verloren, ringen waarvoor ik had betaald of die ik had gekregen, ringen die van mij waren en die ik echt niet had teruggevonden. 
De wachtende klant bij de kassa pakte haar boodschappen van de band en liep terug de winkel in. De caissière leek het niet te merken.
‘Dus ik zocht nogmaals de hele winkel af, maar ik vond niks. En toen na sluitingstijd liep ik langs de mandjes daar, en ik zag iets. De zon scheen naar binnen en ik zag iets glinsteren. Ik liep erheen en schoof de mandjes opzij, en wat denk je? De diamant.’ Ze keek me triomfantelijk aan. ‘Ik heb hem weer in de ring laten zetten en nu draag ik hem niet meer. Ik durf niet meer. Hij zit in een doosje en ik weet zeker dat ik hem nooit meer aan mijn vinger doe.’
Ik dacht aan de verloofde die tweeduizend euro had neergeteld voor een ring die niemand ooit nog zou zien. Als hij daar niet moeilijk over deed moest ze misschien maar wel met hem trouwen. 
Ik pakte mijn boodschappen in en zei gedag. Toen ik naar buiten liep keek ik of ik een Surinaamse vrouw met een bepaald soort ogen zag. Maar er stond alleen een dikke man met een vals kijkende hond.