maandag 24 april 2023

Fluisterende vrouw

We waren met zijn vijven. Allemaal zaten we in het middenstuk, maar met inachtneming van de persoonlijke ruimte van de ander. Niemand zou een ander in de rug schoppen of met zijn hoofd de onderste helft van het beeld bezoedelen. Vlak voor het zaallicht uitging kwamen er een man en vrouw binnen. Ze gingen aan het uiteinde zitten van de rij waarin ik zat.
‘Ik verheug me er zo op,’ hoorde ik de vrouw zeggen, ‘klassieke muziek!’ Ze zei nog veel meer en af en toe zei de man iets terug. Toen het zaallicht doofde ging haar praten over in fluisteren. Het was een hard soort fluisteren, scherp als papier dat wordt doorgescheurd.

Tijdens de reclames praatte ze door. Tijdens de trailers ook. Het doek verbreedde, de film begon. De man van het stel was opgehouden met praten, maar de vrouw fluisterde lustig voort. Ze had blijkbaar genoeg aan het geluid van haar eigen stem, zelfs als die op halve sterkte klonk.

De openingsscène was nog niet echt een scène, er werden alleen namen getoond. De vrouw fluisterde nog steeds. Misschien dacht ze dat de film nog niet echt was begonnen. Ze houdt zo wel op dacht ik, een beetje nerveus, want ik was bang dat ik er anders iets van moest gaan zeggen.
De hoofdrolspeelster verscheen in beeld. Ze zat in een stoel tegenover iemand die haar interviewde. Ik hoorde niet wat er werd gezegd, ik luisterde naar het gefluister aan het einde van de rij. Voor me zat een man die al een paar keer passief-agressief had gezucht en blikken naar achteren had geworpen, maar dat had weinig zin in het donker. Ik twijfelde of ik iets zou zeggen. Ik oefende zinnetjes in mijn hoofd. Kort, niet agressief. Doeltreffend. Maar ik wist al wat er zou gebeuren als dat wat in mijn hoofd nog heel fatsoenlijk had geklonken uit mijn mond kwam. En zelfs als er niks zou gebeuren had ik alleen mezelf ermee, omdat ik erna te opgefokt zou zijn om nog van de film te kunnen genieten. Ik zeg wel wat na afloop, dacht ik. De man voor me slaakte nog een diepe zucht.

De hele tijd zat ik te wachten tot de vrouw weer iets ging zeggen. En als ze dat deed wachtte ik tot ze stopte. Ik verlangde ernaar te weten hoe de mensen achter me dachten over het gefluister. Of zij wilden dat er iemand ingreep. We zaten al een halfuur, misschien drie kwartier in de film toen ik het niet meer uithield. Ik draaide me opzij en zei: ‘Willen jullie stoppen met dat gefluister, het is heel storend.’
Het klonk precies goed. Niet zo hard dat alle aanwezigen ineen krompen en ook niet zo zacht dat de twee aan het einde van de rij het niet konden horen. De man voor me draaide zich naar me om. ‘Dank u.’ En dat was dat. De fluisterende vrouw hield op met fluisteren, de man naast haar zei niks, de film ging door en ik kon hem gewoon nog volgen. De trein bleef rijden, niemand viel eraf en de verbazing erover maakte even dat ik met terugwerkende kracht spijt had dat ik niet vaker had ingegrepen. Hoewel ik ook wel wist dat dit niet een andere keer was, dat niet alle treinen hetzelfde zijn.

De rest van de film was geweldig. Toen het zaallicht aanging zag ik dat alleen de man van het stel er nog zat, de fluisterende vrouw was verdwenen. Misschien stond ze me buiten op te wachten met een honkbalknuppel. Dat leek me niet onwaarschijnlijk.  

zondag 16 april 2023

Oversized

Het was mooi weer, ik trok mijn jas aan, mijn gympen en liep de straat uit, voor een wandeling langs de Amstel. Drie blonde jongetjes kwamen me tegemoet lopen. Een van hen droeg een zelfgemaakte auto van karton. Het waren keurige jongens, dit is een keurige buurt. Ik keek naar de kartonnen auto. Hij was rood geschilderd en had zwarte wielen. Toen zag ik dat de jongens naar mij keken. Alle drie. Ze waren vlakbij toen de grootste, die ik een jaar of tien, elf schatte, zei: Wat een mooie jas, mevrouw.
Dank je wel, zei ik, een beetje verrast.
Ja, zei een van de kleinere, hij past precies goed.
Op dat moment wist ik dat ze me in de maling namen. Ik wilde me omdraaien en ze naroepen: dat heet oversized. Het is in de mode. Maar ik wist niet hoe ik dat kon zeggen zonder kinderachtig te klinken.
 
Ik liep door, maar merkte dat ik een beetje van mijn stuk was. Onopvallend bekeek ik mezelf in het spiegelende glas van een pand dat ik passeerde. Ik liep de brug over, koos het knuppelpad en de hele tijd dacht ik aan de jongens en aan wat ze hadden gezegd. Tegen mij, een volwassene. Kutkinderen, zei ik zachtjes in mezelf. Ik haalde diep adem en probeerde te genieten van de zon op mijn gezicht en de vogeltjes die floten. Maar helemaal loslaten kon ik het niet.

Toen ik de straat weer in liep voelde ik de spanning in mijn lichaam toenemen. Niet veel, maar genoeg om het te merken. Ik speurde naar drie blonde jongens met een kartonnen auto. Ik wist al wat ik zou gaan zeggen. Ik zou zeggen: Mooie auto. Knap gemaakt. Voor een driejarige.
Maar waar ik ook keek, ik zag ze nergens meer.


dinsdag 7 maart 2023

Hippocampus

De beroemde foto van het zeepaardje met het wattenstaafje kwam weer voorbij, de foto die symbool is gaan staan voor de vervuiling van de oceanen. Weer bleef ik kijken. Het is een onwerkelijk mooi beeld. Het zeepaardje heeft zijn krulstaartje om een wattenstaafje geslagen dat net zo groot is als hij en trekt het achter zich aan. De achtergrond is hemelsblauw. 

Dat een zeepaardje zeepaardje heet snapt een kind. In het Engels heet hij seahorse en in het Frans cheval de mer. Blijkbaar is iedereen het erover eens: paard van de zee. 
Of nee, toch niet. In het Latijn heet hij paardenrups. Hippocampus – hee, die zit toch? Ja. In ons hoofd. Daar waar het geheugen nestelt. Hippocampus (of hippokampos) is het mythische zeemonster dat half paard half dolfijn was en de koets van de Poseidon voorttrok. 
Koets van Poseidon of wattenstaafje; zeepaardjes trekken blijkbaar graag iets voort. 

Ik zoom in op de iconische foto. Het zeepaardje, zijn kopje gebogen als Lady Di, oogt dapper en dartel, die enorme wattenstaaf met zich mee trekkend zoals mijn kat de plumeau door de kamer kan slepen. Verliefde kriebels in mijn buik krijg ik daarvan, waarschijnlijk door het verschil in verhoudingen. Hoewel me hetzelfde gevoel nooit overvalt als ik een mier met een broodkruimel zie lopen. 

Ik had vroeger een zeepaardje. Hij maakte deel uit van het vaste meubilair van de letterbak die boven mijn bed hing. Alle meisjes hadden een letterbak en in elke letterbak stond een gedroogd zeepaardje. Er moet indertijd een enorme handel in gedroogde zeepaardjes zijn geweest. Honderdduizenden moeten er over de toonbank zijn gegaan. Ik zie ze nooit meer. Ook op Marktplaats niet. 

Ik googel het en lees dat handel in gedroogde zeepaardjes inmiddels is verboden. Desondanks is het niet moeilijk om er een te kopen. Op Etsy worden ze gewoon nog aangeboden. 150 miljoen per jaar worden er wereldwijd verhandeld. In China en Vietnam zijn ze heel gewild. Niet voor in de letterbak, maar als libidoverhogend middel voor mannen. 
Ik zou willen zeggen: mannen, als uw libido wat aan de lage kant is, kunt u ook lekker gaan sudoku’en of een stukje fietsen. Of een ministeckschilderijtje maken. Je mist niet wat je mist, wat anderen daar ook over zeggen. Maar laat het zeepaardje met rust. Dat sjouwt al genoeg met zich mee.

dinsdag 21 februari 2023

Diamant

 Bij de kassa van de Turkse supermarkt zag ik een zilveren armband tussen mijn boodschappen liggen. ‘Kijk,’ zei tegen de caissière, ‘zo van mijn pols gegleden.’
‘Ooo,’ zei de caissière, ‘ik hoop niet dat hij heel duur was.’
‘Och,’ zei ik. Hij had negenenveertig euro gekost, wat ik vrij duur vond, maar misschien vond de caissière dat niet veel geld. Ik haalde mijn pinpas tevoorschijn en betaalde mijn boodschappen.
‘Ik ben een diamant uit mijn ring verloren,’ zei de caissière. ‘Die kostte tweeduizend euro. Ik had hem van mijn verloofde gekregen.’
Een ring van tweeduizend euro waar de diamant eruit valt. Ik wilde tegen haar zeggen: Je moet niet met hem trouwen, hij is een praatjesmaker. Of iemand die zich van alles wijs laat maken. Maar ik zei niks.
‘Wacht,’ zei de caissière. Er stond een oude man voor de kassa die één komkommer wilde afrekenen. Ze sloeg het bedrag aan en ik wachtte. Er verscheen een nieuwe klant bij de kassa, een jonge vrouw. Maar de caissière hief haar hand op als een stopteken en pakte haar telefoon om mij een foto te tonen. Ik lachte verontschuldigend naar de wachtende klant. De caissière scrolde en scrolde en scrolde. Eindelijk had ze hem gevonden. Een foto van haar ring. Ze liet hem me zien. Daarna liet ze me een foto zien van haar hand met de ring om. 
‘Ooo,’ zei ik geschrokken, omdat ik dacht dat de diamant ontbrak op die foto, maar dat was niet zo, het licht viel alleen anders. 
‘Het was hier gebeurd,’ zei ze, ‘de diamant was uit mijn ring gevallen. Ik heb de hele winkel doorzocht, maar hij was zo klein, die vind je natuurlijk niet. Tegen sluitingstijd kwam er een klant, een Surinaamse vrouw, en die keek me aan met van die ogen, weet je wel.’ De caissière keek me veelbetekenend aan en ik knikte, hoewel ik geen idee had wat voor ogen ze bedoelde. ‘Die vrouw zei: je vindt hem wel. Er is voor betaald, hij is van jou, je vindt hem.’ 
Ik dacht aan alle ringen die ik in mijn leven was verloren, ringen waarvoor ik had betaald of die ik had gekregen, ringen die van mij waren en die ik echt niet had teruggevonden. 
De wachtende klant bij de kassa pakte haar boodschappen van de band en liep terug de winkel in. De caissière leek het niet te merken.
‘Dus ik zocht nogmaals de hele winkel af, maar ik vond niks. En toen na sluitingstijd liep ik langs de mandjes daar, en ik zag iets. De zon scheen naar binnen en ik zag iets glinsteren. Ik liep erheen en schoof de mandjes opzij, en wat denk je? De diamant.’ Ze keek me triomfantelijk aan. ‘Ik heb hem weer in de ring laten zetten en nu draag ik hem niet meer. Ik durf niet meer. Hij zit in een doosje en ik weet zeker dat ik hem nooit meer aan mijn vinger doe.’
Ik dacht aan de verloofde die tweeduizend euro had neergeteld voor een ring die niemand ooit nog zou zien. Als hij daar niet moeilijk over deed moest ze misschien maar wel met hem trouwen. 
Ik pakte mijn boodschappen in en zei gedag. Toen ik naar buiten liep keek ik of ik een Surinaamse vrouw met een bepaald soort ogen zag. Maar er stond alleen een dikke man met een vals kijkende hond.