dinsdag 20 oktober 2020

Stierenkop

Ik ben een omgekeerde hypochonder, zeg ik tegen een vriendin, ik ga er altijd van uit dat het ik niks heb. Mij overkomt dat niet enzo. 
De volgende dag lig ik opeens naar een monitor te kijken, terwijl de arts die met haar roerstaaf in me rondtast zegt: die eileider is net een worstje en daar zit een zwart plekje. 
Je vergist je, wil ik zeggen, dat is een vlekje op je beeldscherm. Kijk maar, je veegt het er zo vanaf. En wat dat worstje betreft: kijk eens naar mijn vingers? Maar ik zeg niks. Terwijl we verder reizen door mijn binnenste - je denkt jezelf te kennen, maar je binnenste is een vreemde stad waar je nooit bent geweest en ook nooit zult komen - denk ik: dit is mijn straf, te vaak seks gehad met vreemde mannen. 

Op een stoel in de hoek ligt mijn onderbroek, ik had expres een mooie aangetrokken die ochtend. De geblindeerde ramen bieden uitzicht op de plek waar Herman Brood te pletter is gesprongen. Het was een idee van mijn huisarts. Beter niet naar het coronaziekenhuis, had ze gezegd, en ze las door de telefoon een lijst voor met kleine klinieken. Zo belandde ik hier, in een villa met krakende vloeren. Op weg naar de wc verdwaalde ik. Het was doodstil, geen mens te zien. Een man met een groot wit verband om zijn neus kwam me wankel tegemoet lopen. Hallo? zei hij voorzichtig. Ik merkte dat ik hardop praatte. Ook niet, was het laatste dat ik mezelf hoorde zeggen. 

Misschien kun je toch maar beter wel op dingen voorbereid zijn, niet op het angstige af, maar gewoon een beetje. Dan hoef je later minder hard te hollen.

Een paar dagen later ben ik terug in de villa. De radioloog zegt dat hij nu op een leeftijd is dat hij zijn levensverhaal wil opschrijven. Niet dat hij zo’n interessant leven heeft gehad, maar toch, hij wil iets nalaten. Misschien heb ik schrijftips voor hem? Ja misschien, zeg ik, met mijn blik op het plafond en mijn buik koud en bloot.

Als hij klaar is en ik mijn kleren recht trek, draait hij zijn klembord naar me om en wijst: dus op dit adres kan ik je mailen met vragen?
Ik kijk naar mijn emailadres en zie een onderbroek op een stoel. Een paar seconden weet ik niet wat ik moet zeggen. Wacht, zeg ik dan. ik geef u mijn kaartje, dat is handiger.
Op de fiets naar huis ben ik wóédend. 
‘Omdat hij de rollen omdraaide,’ zegt mijn therapeut, ‘jij kwam voor zorg en kennis, maar hij maakte van jou de autoriteit.’
‘En ik gaf hem ook nog mijn káártje!’
‘Je pakte de regie terug. Dat was goed.’

Intussen heeft het worstje zich nog steeds niet bekend gemaakt. Voor de derde keer fiets ik naar de kliniek met de lege wachtkamers. Op de achterkant van een brief tekent de arts mijn binnenste voor me uit. Een stierenkop met kromme horens. Ze zegt dat ze me naar het coronaziekenhuis gaat sturen, daar kunnen ze meer. Terwijl ze ze belt zie ik een kiwi op de rand van de wasbak liggen. Kiwi's bevatten abnormaal veel vitamine C.

Op naar huis koop ik een gebakje voor de troost. Ze gaan alleen per twee. Ik gooi de tweede in de vuilnisbak, wat ik leuk vind om te doen, maar ook een beetje moeilijk. 
De radioloog heeft niet meer gemaild.