woensdag 1 juli 2020

De verdwijning

Ik moest opeens weer denken aan W. Of J.W, zoals hij echt heet. Ik kende hem alleen van Facebook. We kenden hem allemaal. Een gepensioneerde huisarts die in Senegal een opvanghuis dreef voor kinderen die het moeilijk hadden. Op zijn Facebookwall schreef hij dagelijks over ze. Over de jongen die altijd in een kist werd opgesloten en het meisje wier hand was weggerot nadat de maraboet hem wekenlang had besprenkeld met toverwater. Maar ook over een straatjongen die aan kwam zetten met een handvol tamarinde om jam van te maken. Hartverscheurende verhalen waren het over onrecht en de kleine, in dit geval Hollandse man en zijn gevecht tegen de plaatselijke autoriteiten.
Zijn laatste bericht is van 28 mei 2018. Daarna werd het stil.

Ook ik ben een Facebookvriend van W., nog steeds. Aanvankelijk vond ik hem gladjes. Hij had iets over zich dat ik wantrouwde.
Maar dat is makkelijk om achteraf te zeggen.
In mijn herinnering heb ik twee of drie berichten met hem gewisseld via Messenger. Plichtmatig. Maar als ik ga kijken blijken het tientallen berichten te zijn en de toon is reuze amicaal. Hij was een boek aan het schrijven. De fragmenten die hij op Facebook publiceerde waren niet bijzonder interessant of goed geschreven, maar misschien school de kracht ergens anders in, en kon het met een goede redacteur nog heel wat worden. Er waren al een stuk of vijf uitgevers geïnteresseerd, schreef hij. Toe maar, dacht ik.
Ik schreef hem dat ik het mooi vond wat hij deed voor de kinderen daar, super dat hij zich hun lot aantrok. Daar reageerde hij niet op. Bescheidenheid, dacht ik toen. Of ongemak. Hij had het vast al zo vaak gehoord, en het ging niet om hem, het ging om de kinderen.

In de weken na zijn verdwijning verschijnen er berichten op zijn Facebookwall van vrienden die zich zorgen maken, die zich afvragen waar hij is. Eén iemand weet meer: W. heeft wat problemen met de autoriteiten in Senegal, maar het komt goed.
Dan verschijnt er een lang bericht waarin staat dat W. duizenden euro’s bij donateurs heeft losgepeuterd voor de opzet van een kippenfarm en een microkredietbank die er nooit zijn gekomen. Hij zou al jaren mensen oplichten.
Verschillende mensen reageren. De vrouw die het bericht postte wordt verweten dat ze een hetze tegen W. voert. De felheid waarmee hij wordt verdedigd is opvallend.

Intussen heb ik op internet een oud programma van Frans Bromet gevonden waarin W., die dan nog J.W. heet en op dat moment de eigenaar is van een fietsenwinkel in de Pijp (hij was toch huisarts?), wordt ontmaskerd als dief en oplichter.

Ik mail een Facebookvriendin die veel contact met hem had: wist jij hiervan?
O heremetijd, verzucht ze, is het zo ver gekomen? Ze kent verschillende mensen wie W. nog geld schuldig is. Haar moeder stuurde hem maandelijks geld voor de scholing van meisjes. Een vriend heeft zijn spaarpotje laten aftroggelen. Ook zij heeft W. geld gegeven.
‘Dat verhaal van die jongen in die kist vond ik heel erg,' zegt ze, 'ik sliep er niet van. Ik maakte geld over en vroeg W. via de chat herhaaldelijk hoe het nu verder ging met die jongen, ik bleef maar aan hem denken. Het viel me toen al op dat W. nooit op mijn vragen inging, terwijl hij de zaak op FB wel uitgebreid behandelde. Ik heb dit achteraf als een teken van schaamte gezien. Omdat hij die verhalen verzon natuurlijk, en misschien voelde hij ook wel aan dat hij met dit verhaal (waar al zijn volgers compleet van over de zeik waren en daarom gul doneerden) te ver was gegaan.’
Uiteindelijk besloot ze hem om opheldering te vragen. Ze wilde hem de gelegenheid geven zijn kant van het verhaal te vertellen. Maar hij reageerde zo kinderachtig en boos, ‘toen wist ik eigenlijk wel genoeg.’

Ik googel verder en stuit op een artikel in een Senegalese krant waarin melding wordt gemaakt van de arrestatie van een Hollander wegens meervoudige oplichting, valsheid in geschrifte en het zich uitgeven voor arts. De directrice van een ziekenhuis waarvoor W. geld inzamelde, maar die nooit een cent ontving, had aangifte gedaan. In een bericht van een paar maanden later lees ik dat W. zijn straf uitzit in een gevangenis in Senegal.

Nog dagen daarna denk ik: dit is een vergissing. Niet W, die aardige, gepensioneerde huisarts die zich over arme Afrikaanse kinderen ontfermde.
Om pas in tweede instantie te denken: o nee, hij was geen huisarts. En: o ja, hij stal van die kinderen.
Er moet enorm worden geschoven in mijn hoofd om dit erin te krijgen.
Een oplichter.
Nee, meesteroplichter.
Nogmaals lees ik zijn Facebookberichten, nogmaals bekijk ik de foto’s. Het gaat er niet in.
Een dikke twee jaar sinds er sindsdien verstreken en nog steeds denk ik af en toe: meesteroplichter, waar ben je met die aardige W. heen?