dinsdag 1 mei 2018

Schrijvershuis aan zee VII

‘We moeten onze oren en ogen openhouden,’ zegt de Transsylvaanse.
We zitten in de eetkamer. Op de vloer staat een terracottaleger van tafellampen, opgesteld in vier rijen van zes. Alleen de voeten, de kappen staan in een hoek opgestapeld, naast de staande schemerlampen, zeven in totaal. Langs de muren staan een stuk of twaalf krukjes met een mintgroen kussen die met elkaar verbonden zijn door draden spinrag. In de gang staan acht koelkasten met een flessenopener aan een ketting erin.
Waar al die meubelstukken voor zijn weten we niet. Er zijn terrastafels (een stuk of twaalf), scheve torens van plastic terrasstoelen (twintig? dertig?), en vrijdag droegen de klusjesman en de dove schoonmaakster een stuk of twintig ingeklapte tafels naar binnen die ze naast de koelkasten in de gang opstapelden. Daarna gingen ze in zijn kantoortje druk zitten fluisteren.

Maar nu is het stil. Vanwege 1 mei heeft iedereen een paar dagen vrij.
De Transsylvaanse trekt een la van het dressoir open, kijkt erin, sluit hem weer.
‘Zes jaar geleden lag hier een gastenboek. Alle schrijvers en dichters die hier hadden gelogeerd hadden er iets in geschreven. Er stond een stukje in van twee beroemde Roemeense schrijvers. Ik heb er een foto van gemaakt.’
Ik kijk naar een spin die zich via een zelfgesponnen draad van het ene krukje naar het andere verplaatst. Er zitten krankzinnig veel spinnen hier. Ik heb mijn arachnofobie on hold gezet, anders is het niet te doen. Maar ik zie nooit een web, alleen draden. Alles is met elkaar verbonden door die draden, vermoed ik.
‘En ik herinner me nog iets,’ zegt de Transsylvaanse. ‘Veel gasten hadden het over een cleaning lady.’
‘Een cleaning lady?’ Ik denk aan de dove schoonmaakster die nooit iets schoonmaakt.
‘Ja. Een oudere cleaning lady. Ze waren zo te lezen allemaal dol op haar.’
‘Aha. Wat zou er met haar zijn gebeurd?’
De Transsylvaanse haalt haar schouders op. ‘Met pensioen?’
‘Of dood,’ zeg ik en ik kijk haar afwachtend aan.
Maar ze reageert niet en loopt naar het tv-meubel. Er staat een videorecorder in waar een VHS videoband op ligt: Visions of Rhodes.
‘Ik wilde het gastenboek inzien,’ zegt ze, terwijl ze de deurtjes van het tv-meubel opentrekt en erin kijkt. ‘Dus heb ik er bij het kantoortje naar gevraagd. Ze gingen ernaar op zoek, zeiden ze. De volgende dag zeiden ze dat ze het hadden gevonden. Ze gaven me een groot boek waar ‘gastenboek’ op geschreven stond.’ Ze kijkt me over haar brilletje heen aan. ‘Het was niet hetzelfde gastenboek, Mareika. Het was leeg. Ze hadden een nieuw gastenboek gekocht. Wat is er met het oude gebeurd? Ik heb het gevraagd, maar ze zeiden dat er geen ander gastenboek was. Alsof hier nooit iemand is geweest.’
Ze sluit de deurtjes van het tv-meubel en voelt erachter, alsof ze er een geheime ruimte vermoedt.
‘Er zijn hier in elk geval al drie anderen geweest,’ zeg ik. ‘Duitsers. Ik heb ze zelf gezien.’
Ik probeer me hun gezichten voor de geest te halen, maar het lukt niet, ik ben het kwijt. Ik denk aan hun namen, kom, hoe heetten ze nou ook alweer?
Ik kan het me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren.