dinsdag 15 november 2016

Boeddha

‘Ik heb ook wel eens hoofdpijn.’ De man kijkt me triomfantelijk aan. ‘Dat zeggen mensen dan. Ze hebben geen idee wat het betekent om migraine te hebben.’
Ik schud mijn hoofd. Achter hem staat een boeddhabeeld van onyx of een andere zwarte steensoort.
‘Elk vakgebied heeft zo zijn probleemgevallen,’ vervolgt hij. ‘Voor je neuroloog zijn dat migrainepatiënten, voor mij zijn dat mensen met een spastische dikke darm. Hoe lang ben je?’
‘Een meter zesenzestig.’
Even kijkt hij op alsof hij het niet gelooft. ‘Hoeveel weeg je?’
Ik aarzel. Misschien moet ik het maar gewoon zeggen. ‘Ik weet het niet, ik durf niet meer op de weegschaal.’
‘Ik wil het toch weten,’ zegt hij.
We kijken elkaar een paar seconden strak aan. Een patstelling. Dan zegt hij: ‘Als jij erop gaat staan en niet kijkt, dan kijk ik. Ik beloof je dat ik niet zal zeggen hoeveel het is.’
Ik sta op en loop naar de weegschaal. Aan de muur hangt een schilderij van een mollige vrouw in een opwaaiende zomerjurk in een zomerse bloemenwei. De man tuurt tussen mijn voeten. Dan knikt hij en loopt terug naar zijn bureau. Het lijkt of er een glimlachje rond zijn lippen speelt. Ik ga weer tegenover hem zitten. Het is geen boeddhabeeld, zie ik nu, het is een beeld van een moddervette vrouw die wellustig glimlacht.