maandag 21 november 2016

School

Mijn oude school zat in het televisieprogramma De reünie. De klas van toen moest nog beginnen toen ik al van school was, maar ik keek toch. Een paar leerlingen werden er uitgelicht. Een man die alles verzamelde van de tweede wereldoorlog, een vrouw die twee jaar in een boeddhistisch klooster had gezeten, iemand die voor de VVD in de gemeenteraad zat, en een Prince-fan. Bijzonderder werd het niet, daar in Amstelveen.

De taaltuin, daar ging het al snel over, de grote, open ruimte waar we Nederlands hadden. We hoefden geen boeken te lezen en kregen geen les in spelling en grammatica. In plaats daarvan gingen we tijdens de les naar het winkelcentrum om willekeurige voorbijgangers te interviewen over seks of geweld. Dat mocht, het werd zelfs toegejuicht. Of zoals een van de leerlingen in het programma zei: ‘Er was veel aandacht voor de ontplooiing van creativiteit.’
‘Ik heb nog altijd moeite met d of dt,’ zei een andere leerling verongelijkt.
Ik herinner me hoe we onze docenten erop aanspraken: we wilden leerden spellen, we wilden boeken lezen voor ons examen. We wilden wat normaal was.
Er verscheen een stuk over onze school in De Haagse Post. De kop luidde: Een linkse school met rechtse leerlingen.

Ik hield me niet bezig met links of rechts. Ik droeg Lacoste poloshirts en bootschoenen omdat iedereen die droeg. Het laatste wat ik wilde was dat iemand erachter kwam dat ik 'anders' was. In mijn eindexamenjaar werd ik uit huis gezet en ging ik op kamers, waardoor de afstand mogelijk nog meer werd vergroot.

Mijn vader gaf les bij ons op school. Soms zei iemand tegen me: hij is een goeie leraar. Dan was ik op een verwarrende manier blij. Nooit zei iemand dat ze hem een leuke leraar vonden. Maar daar stond ik later pas bij stil.

School was alles wat thuis niet was. Er was een half verduisterde ruimte met muffe oude bankstellen waar we in de pauzes thee dronken. Als je spijbelde ging je daar zitten, het was een ‘docentenvrije zone’. Er ging een baksteen door de ruit bij de conrector thuis, die op dat moment net met zijn gezin op de bank het Journaal zat te kijken. Een andere keer moest de school worden ontruimd wegens een bommelding.
Gebeurde thuis nooit.

Twee maanden geleden hoorde ik toevallig wie destijds de bommelding had gedaan. Ik stond met hem op een perron op de trein te wachten, het was avond. Ik keek opzij, ‘was jij dat?’ Hij knikte. Niet trots of weemoedig, maar een beetje gelaten. Alsof hij er nét iets te vaak voor op de schouders was geslagen.

De school bestaat niet meer. Eerst werd de naam veranderd, toen het gebouw gesloopt. Ik ben één keer naar een reünie geweest, vlak na mijn eindexamen. Ik liep op mijn oude aardrijkskundeleraar af en riep: ‘Ik ga naar Afrika!’ Ik bedoelde: Ik ga weg, ver weg van hier. Dat ik maar drie maanden weg zou blijven zei ik er niet bij. Dat hoefde niemand te weten.