dinsdag 15 maart 2016

Warme worst

Terwijl ik mijn fiets op slot zette werd ik benaderd door een stoffig type in oude kleren. Hij hield een vuile hand voor me op en keek me smekend aan. ‘Mevrouw…’
Ik schudde mijn hoofd en boog me weer over mijn fietsslot.
‘Honger,’ jammerde de man, die was blijven staan.
Ik keek op. ‘Wil je een broodje?’
‘Jaaa,’ kreunde hij. ‘Met worst.’
Ik keek achterom, naar de Hema. ‘Warme worst?’
‘Jaaa mevrouw, heel graag mevrouw, dankuwel mevrouw.’ Weer hield hij zijn hand voor me op, nu lag er een euro in.
‘Nee joh,’ zei ik, en wendde mijn blik af. Geld aannemen van een zwerver, het moest niet gekker worden. Ik pakte mijn tas en liep naar de Hema.
‘Ik wacht hier,’ riep de man, en posteerde zich naast de ingang.
Ik ging naar de counter en vroeg om een broodje warme worst.
‘Mosterd erbij?’ vroeg het meisje achter de counter.
Ik aarzelde, terug naar buiten lopen om te vragen of hij mosterd wilde vond ik te ver gaan. Er waren grenzen, maar waaraan wist ik niet goed. Ik zei ja tegen het meisje, en hoopte maar dat de man mosterd lustte. Daarna liep ik met het broodje naar buiten. De man stond in een hoek van de gevel en toonde geen enkel teken van herkenning toen ik hem naderde. Pas toen ik pal voor hem stond keek hij me aan.
‘Dank u, dank u, dank u.’ Hij nam het broodje niet aan, maar drukte zijn handpalmen op borsthoogte tegen elkaar aan en boog, alsof ik een inheemse god was.
‘Er zit mosterd op,’ zei ik.
De man klapte bijna dubbel van dankbaarheid. ‘Heel veel dank mevrouw, heel veel dank.’ Zijn woorden galmden over straat. Vanuit mijn ooghoeken zag ik een paar mensen omkijken. Mijn hand werd warm van de worst. Een gedachte bekroop me: hij laat me hier straks gewoon staan met dat broodje. Eindelijk nam hij het van me aan.
‘De hemel zij geprezen! God zegene u!’ schreeuwde hij.
‘Geen dank,’ fluisterde ik en draaide me snel om.
Een vrouw die de Hema uitkwam wierp me een woedende blik toe.