zaterdag 12 maart 2016

Toverbal

Op de avond van het Boekenbal zat ik thuis en bekeek het eerste deel van een documentaire over het Boekenbal van vorig jaar. Ik herinnerde me dat bal. Ik herinnerde me de onrust die al drie dagen eerder was opgestoken, en die er die avond nog gewoon zat. Ik herinnerde me de warmte, de drukte, de trappen. De foto van mijn decolleté die ik om half 2 's nachts vanuit een wc-hokje verstuurde – en de gedachte die daarop volgde: ik ben nu iemand die decolletéfoto’s appt.

Het was niet het enige moment van vervreemding. Elke keer als ik tegenover iemand stond werd ik me bewust van mijn verantwoordelijkheid voor mijn deel van het gesprek, en verkrampte. Ik voelde me ontheemd. Opgejaagd. Alsof ik op zoek was naar iets. Of op de vlucht. En na afloop met een gevoel van leegte op de fiets naar huis.

In de docu zegt een jonge schrijver dat hij altijd ontzettende energie krijgt van het bal, want dan heeft hij al zijn helden gezien en wil hij weer schrijven.
Herkende ik niks in.
Een andere jonge schrijver merkt op dat schrijvers zichzelf het hele jaar door opsluiten en er maar één keer per jaar uit komen, voor het Boekenbal.
Herkende ik ook niet. Ik zie mijn collega’s het hele jaar door, op boekpresentaties en literaire avonden en anders wel op elkaars verjaardag. En op het boekenbal zie ik ze weer.
Toen zei een andere schrijver, eentje die al wat langer meeging: ‘Het zit hem erin dat je eigenlijk niet zo goed weet waar je nou geweest bent. Het is snoepgoed, McDonalds. Je hebt jezelf overvoerd met indrukken en er was geen enkel moment waarop je je realiseerde wat je aan het doen was.’
Dus dat was het. Een Big Mac. Een toverbal. Stilt de snelle trek. Maar altijd honger na afloop.