zondag 14 februari 2016

Plastic zak

De boekhouder was verhuisd. Ik stond voor nummer 2, het nummer dat ik had opgekregen en keek naar binnen. Het was duidelijk een woonhuis, geen kantoor.
De plastic zak aan mijn hand was zwaar. Hij zat vol bankafschriften, facturen, bonnetjes, telefoonrekeningen en brieven van de belastingdienst. Het was een dramatisch slecht jaar geweest. Eigenlijk was het dat nog steeds.
Ik keek naar het hoekpand naast nummer 2. Er zat een tatoeëershop in. Naast de deur hing een straatnaambord, maar daar stond alweer een andere naam op dan die van de straat waar ik moest zijn. Ik ging naar binnen. Achter de bar – misschien was het vroeger een café – stond een nors ogende man. Middenin de ruimte stond een tandartsstoel waarin een vrouw lag die werd getatoeëerd.
‘Hoe heet deze straat?’ vroeg ik.
‘Kalk! Markt!’ riep de vrouw. Ze keek met een gepijnigd gezicht naar het plafond.
‘Je moet op Google maps kijken,’ zei de man. Het klonk niet alsof hij behulpzaam wilde zijn, meer alsof hij me iets verweet.
Ik ging naar buiten en liep drie meter verder. Bij de toren, had de boekhouder gezegd. Ik stond met mijn rug naar de toren, draaide me om. Het wás de toren.
Ik zocht de bel. Pas na drie keer om de toren heen te zijn gelopen zag ik het briefje. Bel stuk, stond erop, met daaronder een telefoonnummer. Ik belde het nummer. Niemand nam op. Ik gaf het op. Ik had nog een uur voor mijn eetafspraak en ging naar het park om de hoek. Op de bankjes waren koperen plaatjes geschroefd met namen van schrijvers erop. Ik ging tussen Reve en Wolkers in zitten en zette mijn administratie naast me neer. Het stonk enorm naar hondenstront. Een meisje riep haar hond, Saartje. Ze riep het wel dertig keer achter elkaar. Maar Saartje luisterde niet, Saartje werd beklommen door een hondje dat precies op haar leek. Ik hoopte maar dat het geen familie was. Naast me zat een man wasabinootjes te eten. Het leek wel lente. De alcoholisten op het bankje aan de overkant kregen ruzie. Ze hadden plastic zakken bij zich die niet verschilden van die waar mijn administratie in zat. Ik dacht aan baby’s die in het ziekenhuis werden verwisseld, ik dacht aan afkomst en bestemming. Saartje werd door haar baasje weggetrokken bij de andere hond. De man met de wasabinootjes veegde zijn handen af aan zijn broek en stond op.