maandag 4 januari 2016

Thought Police

Heel vaak nog denk ik aan Winston Smith, terwijl ik 1984 voor het laatst op de middelbare school las. Als ik een stuk kaas uit de koelkast pak waar schimmel op zit, denk ik aan Winston, als ik op straat een plak kots zie liggen ook. Dan doe ik alsof ik het niet vies vind, alsof ik er niet van ga kokhalzen. Als er een eng uitziende hond aan komt lopen zeg ik hardop in mijn hoofd: lantaarnpaal. Rode auto, blauwe, de zon schijnt. Ik vermijd elke gedachte met hond erin. Ik wil doen alsof de hond me koud laat. Want als de Thought Police erachter komt, weten ze waar ze me mee kunnen pakken.Voor je het weet krijg je een masker op je hoofd waarin je ergste angst rondloopt. Of pakken ze je af waar je het meest van houdt.

Er zijn reality tv-programma's waarin deelnemers maden moeten eten of een koeienoog. Ze moeten door nauwe donkere gangen kruipen of heel lang onder water blijven. Niet allemaal, alleen sommigen. Van te voren hebben ze waarschijnlijk formulieren moeten invullen met vragen als: wat is je grootste angst? Wat vindt je heel vies om te eten? Die vragen hebben ze, naïef als ze zijn, waarheidsgetrouw ingevuld.
Ik zou er niet in trappen, ik zou hebben geantwoord: in mijn eentje op een tropisch eiland zitten. Of: pindakaas.

In mijn hoofd ben ik vrij, zei Mandela toen hij gevangen zat. Hij zei er niet bij dat je wel een héél hard hoofd moet hebben, met héél stevige muren, om te kunnen ontsnappen aan de waanzin om je heen. En zelfs dat biedt geen garantie. De Thought Police verschaft zich toegang via kieren en spleten. Of hun methodes succesvol zijn, merk je pas na afloop.