maandag 26 oktober 2015

De kinderlozen

Ik had goedemiddag gezegd tegen de caissière, mijn pasje voor de scanner gehouden en was naar de kleedhokjes gelopen. Ik had me omgekleed, mijn kleren in een kluisje gestopt, gedoucht en liep naar het bad. Het water was spiegelglad. Aan de rand van het bad stond een man in zwembroek te praten met een badmeester. Vakantie, hoorde ik de badmeester zeggen. Er was geen baantjeszwemmen, het was herfstvakantie. Ik bleef even staan, in de hoop dat de vakantie dan snel afgelopen zou zijn. Toen dat niet gebeurde liep ik terug naar de kleedhokjes, stroopte het natte badpak van mijn lijf, kleedde me aan, en liep naar de uitgang.
Ik zag nu pas dat er een enorme rij kinderen met ouders voor de kassa stond. Buiten ging de rij nog verder. Ik liet twee mensen voorgaan, toen drong ik me ertussen. 'Ik wist niet dat het vakantie was,' zei ik.
Naast me stond een vrouw met grijs haar en gitzwarte wenkbrauwen. 'Dat weet je niet als je geen kinderen hebt, hè.' Ze keek me moedeloos aan.
De caissière zei dat ze mijn kaart zou blokkeren. Ik kon die dag niet meer terugkomen, en de vrouw met de zwarte wenkbrauwen ook niet.
Daar gingen we, de kinderlozen, door een joelende menigte naar buiten.​