maandag 27 april 2015

Oranje

‘Het doet gewoon pijn aan mijn ogen,’ zegt de muzikant, ‘wat een lelijke troep.’
We zijn naar een chique buurt gefietst, en lopen langs kleedjes met speelgoed, kleren, DVD’s, damesschoenen en handtassen. Overal ligt hetzelfde.
De muzikant zegt: ‘Als de vrijmarkt een week voor Sinterklaas was, zou iedereen hier cadeautjes kopen voor elkaar.’ Hij kijkt erbij alsof dat het ergste is wat hij zich kan voorstellen.
Op de stoep staat een meisje op een viool te krassen. Haar ouders zitten erachter, in de zonovergoten deuropening. Ze dragen oranje T-shirts en drinken witte wijn. Af en toe roepen ze iets naar de buren, die ook in de deuropening zitten met wijn.
‘Dit is een heel mooie buurt,’ zeg ik tegen de muzikant, ‘met verschrikkelijk mensen. '
Die zegt: ‘Ik zag twee kinderen in slaapzakken met een bordje: Wij worden slapend rijk.’
‘Dat is een ouwe,’ zeg ik, ‘die wordt elk jaar gedaan.’
‘En ik zag een jongen trompet spelen, met een bordje erbij: Voor vijftig cent hou ik op met spelen.’
We passeren een man met twee koelboxen, hij kijkt me aan en roept plotseling enthousiast: ‘Grote hoeveelheden illegale rosé! Hier te koop!’
Ik wend mijn gezicht af. We gaan terug naar huis. Naar onze doodstille nieuwbouwwijk, de bouwput met zijn betonnen skeletten, en de drie man en een paardenkop die hier wonen.
‘Weet je nog vorig jaar met Koninginnedag?’ vraag ik als we aankomen, ‘dat we voor de grap hier voor de deur wilden gaan zitten met een kleedje vol ouwe spullen?’
De muzikant kijkt om zich heen, naar de straat die nu bijna helemaal betegeld is. ‘Hm, misschien kan het volgend jaar.’