zaterdag 7 februari 2015

Prop

Ik haalde een prop ter grootte van een kroket uit de stofzuigerslang. De prop bestond uit stof, katten- en mensenharen en harde sisal draden afkomstig uit de deurmat.
Maar ik vermoedde dat dit niet alles was.
De dag daarvoor had ik een beller met een Indiaas accent die vroeg naar Mister Kro-wèn toegeschreeuwd to go and fuck himself, en een lelijke ouwe man in een gele spencer die me via Facebook Messenger een bericht stuurde met veel knipoogjes en kusjes, hetzelfde te verstaan gegeven. Net als de man die me liet weten binnenkort zijn ‘autobiografische politieke roman over 32 jaar bij verschillende overheden’ te zullen sturen.
Maar het had niet opgelucht, de prop zat er nog steeds.
Het verlamde me, ik zat al drie dagen naar mijn monitor te staren, in afwachting van – ja wat? Hij was dood, de vriend, het was nu zeker, en de krant schreef er op een verschrikkelijke manier over.
Ik poerde in de stofzuigerslang, met verschillende voorwerpen, ten einde de verstopping te verhelpen. Ik liet hem zelfs vol water lopen, omdat ik dacht dat de prop zich nat misschien beter liet verwijderen. Maar niks hoor. Daarvoor had ik nog overwogen de prop in brand te steken, maar de slang is van plastic, er hangt een rookmelder aan het plafond, en een nieuwe stofzuiger is duur.
Het gaat lukken, dacht ik, maar misschien niet 1-2-3.
En toen, op zaterdagochtend, na een goede nacht slaap, een dikke krant en chocoladecroissant, hoestte de stofzuigerslang de prop opeens op. Daar lag ie, een kleffe drol van haren, een verdronken muis. Maar ik hoefde niet meer te huilen. Dat was voorbij.