donderdag 23 oktober 2014

Verdwijntruc

Bij het opruimen en verlaten van het klaslokaal zegt een van de cursisten: ‘Mijn zoon is vrijdag opgesloten in het klaslokaal. Hij dook onder tafel om zijn tas te pakken, de docent zag hem over het hoofd, en sloot het lokaal af. Het was vrijdagmiddag, iedereen ging naar huis.’
‘En?’ zeg ik, ‘heeft hij het hele weekend opgesloten gezeten?’ Ik zie voor me hoe de zoon een bed maakt van tafels en stoelen, en condens van het raam likt om uitdrogingsverschijnselen te voorkomen.
‘Nee,’ zegt de cursist, ‘na drie uur begonnen we hem te missen en zijn we hem gaan zoeken.’
Ik denk: het is niet makkelijk om te verdwijnen.

Als kind was het mijn grootste droom om opgesloten te worden in V&D. Op zaterdagmiddag liet ik me insluiten op de wc, en als het stil was geworden kwam ik tevoorschijn. Eerst ging ik naar de snoepafdeling, die grensde aan de afdeling waar je koekjes per ons kon laten afwegen. Daarna ging ik naar de kledingafdeling om leuke kleren uit te zoeken. Ook bezocht ik de make-up-afdeling voor rode lippenstift, nagellak en paarse oogschaduw. De hele avond las ik stripboeken en at ik snoep, toen ik moe werd ging ik naar de meubelafdeling en kroop in een hemelbed. Ik dacht niet aan de mensen buiten, en hoopte dat ze ook niet aan mij dachten.

Binnenkort doe ik weer een kleine poging tot verdwijnen. De vrouw van het huis in de uitgestrekte stilte waar ik heen ga, schrijft: Ik denk dat ik altijd van die lange mails schrijf omdat ik een einde moeilijk vind.