donderdag 30 oktober 2014

Bami

Hij komt binnen met de bakjes. Vier bakjes met papier eromheen, in een plastic zakje. Het ruikt naar vroeger.
‘Wat véél,’ zeg ik, als hij het uitpakt.
‘Jaha… Chinees, hè.’ Hij glundert.
Ik pak de grootste borden uit de kast, en lepels, geen messen.
‘Alles verandert,’ zeg ik, ‘maar Chinees smaakt al twintig jaar hetzelfde.’
Met volle mond voeren we een gesprek. Hij vertelt dat hij nu ook surveillancewerk doet op de hogeschool. Zijn lepel blijft even stilhangen in de lucht. ‘Heb jij wel eens gesurveilleerd daar in de buurt van het AMC?’
Ik zie onmiddellijk de zaal weer voor me, een enorme zaal met honderd tafels. Honderd studenten, en vijf surveillanten die erop toe zagen dat er niet werd gespiekt. Ik ril even. ‘Het was daar stervenskoud.’
‘Weet je hoe dat komt?’ Hij steekt een hap nasi in zijn mond, wacht, kauwt, slikt. ‘Op de verdieping daaronder is een pathologisch anatomisch lab. Daar worden lijken onderzocht.’
Ik zie honderd stalen tafels voor me, met bleke, naakte lijven erop. Een systeemplafond erboven, en daarop al die stille, zwoegende studenten.
Ik kijk naar de bak bami en zeg: ‘Deden ze er vroeger niet altijd een spiegelei op?’