zondag 5 oktober 2014

Piemels en proza

Alle verhaaltjes gingen over borsten. Ik stond achter in de zaal met twee vrouwelijke schrijvers en we luisterden naar de mannen op het podium die over borsten oreerden. Borsten die zwaar rustten of juist pront priemden. Soms werden ze tieten genoemd en soms was er alleen sprake van bloot, maar dan wist je dat er borsten werd bedoeld.
De vrouwen die hadden voorgelezen, ze waren zoals altijd in de minderheid, hadden verhaaltjes over vaders, moeders, zussen en buurvrouwen geschreven. Daar kwam geen borst in voor.
‘Mannen willen altijd borsten,’ zei de manlijke schrijver die naast me stond. ‘Vrouwen denken: wat moet ik ermee, maar mannen denken altijd aan borsten.’
‘Heb jij ook borsten in je verhaaltje?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei hij, ‘wel piemels.’
Dat klonk al beter.
‘Misschien moet ik er ook een piemel in stoppen,’ zei ik.
‘Wat?’ riep hij, ‘waarin?’ Want er was net een luid applaus losgebarsten.
Ik wendde me tot de vrouwelijke schrijvers naast me. ‘Kunnen we niet nog snel een paar lullen in onze verhaaltjes stoppen, of gewoon wat seks?’
Razendsnel namen we onze verhalen door. Het bleek moeilijker dan gedacht.
‘Ik heb een verhaal dat knaapjes heet,’ zei de een, ‘je weet wel, kleerhangers. Als ik daar nou eens ‘blote’ voor zet?’
Blote knaapjes. We knikten langzaam. Het waren nog geen piemels.
De ander zei: ‘Ik kan er wel seks in stoppen, maar dan wordt het seks met kinderen.’
Uiteindelijk lieten we het idee maar voor wat het was. Piemels en proza gingen gewoon niet samen bij ons.