vrijdag 3 oktober 2014

Terug

Ik ben weer terug op het studentencomplex waar ik woonde. Soms denk ik dat het leven één grote terugblik is. Een loop die op een bepaalde leeftijd wordt ingestart.
Ik was zeventien en zat nog in mijn eindexamenjaar toen ik hier kwam wonen. Mijn huisgenoten hadden baarden en waren vijf- of zesdejaars student. De eerste twee maanden durfde ik mijn kamer niet uit te komen. Ik maakte tomatensoep uit zakjes in een waterkoker.

‘Er is wel wat veranderd,’ had de coördinatrice aan de telefoon gezegd. Op het eerste gezicht valt dat wel mee. Ik herken alles en iedereen. De balkons zijn nog steeds blauw en verder is het opvallend groen. Het ruikt zelfs nog hetzelfde, naar vuilnis en nat gras. Maar de vijver is gedempt, en de morsige sporthal is vervangen door een sportcomplex met lichtgevende letters. Ook de supermarkt met de duur geprijsde producten waarvan de helft vrolijk over de datum was, is weg. Er staat nu een cultuurcentrum, en Hans Dorrestein treedt er op. En tot mijn grote tevredenheid is de asocialenflat, waar elke vrijdagnacht televisietoestellen over de balkonrand gingen – het lag langs de druk belopen weg naar de soos – gesloopt. Er ligt alleen nog een grote berg stenen.
‘Hij stond in de weg,’ zegt de coördinatrice kort. Ze laat me het lokaal zien waar ik les ga geven en vertelt over de grote schrijvers die me voorgingen.
Ik kijk naar buiten en vraag me af of er nog steeds serieverkrachters rondlopen, en insluipers. Of er nog gluurders via de brandtrappen op de balkons klimmen om bij meisjes naar binnen te kijken.

De eerste cursisten druppelen binnen, en ik herken hem meteen, de jongen waar ik tijdens een regenachtige zomer verliefd op was. Die met zijn handen delen van mijn lichaam afdekte, één oog dichtkneep en zei: ‘Als je zo blijft zitten, dit wegdenkt, en nog wat afvalt kun je zo in de Playboy.’ Alsof dat mijn hoogste ideaal was, in de Playboy.
In de tweede groep zit de jongen die nooit zijn plasjes doortrok. Op de gang zie ik het Duitse meisje dat heel luidruchtig orgasmeerde, en na afloop de keuken in kwam om zich te verontschuldigen: ‘Sorry, ik ben zo laut.’
Ik doe alsof ik ze niet herken, alsof er afstand is, en jaren verschil. Dat is ook zo. Ik ben een schrijver nu, een echte. Ik zet mijn bril op en ga wat rechter op zitten.
Als ik na afloop met een 21-jarige cursist naar de tram loop zegt die: ‘Jij bent heel anders dan Thomése. Dat was een echte leraar. Jij bent meer… net als ons.’