zaterdag 12 juli 2014

Poesje

Ik heb groenten in mijn mandje gedaan, een stuk watermeloen, en wil net een bosje koriander pakken als ik vanuit mijn ooghoeken iets ziet bewegen. Een piepklein poesje komt vanachter de toonbank vandaan en huppelt het winkelgedeelte in, de kleine sprietstaart dapper omhoog.
‘Ooooo,’ klinkt het vanuit drie plekken in de winkel. Klanten die elkaar straal hebben genegeerd kijken elkaar nu vertederd aan. Een van hen zakt op haar hurken. Het poesje stuift naar achteren en komt dan voorzichtig terug gelopen. De vrouw steekt haar hand uit, maakt lokgeluidjes.
‘Wat ben jij zacht,’ zegt ze met een lief stemmetje, ‘Ja, mooi en zacht ben jij, hè.’
Van achter de toonbank kijkt de dikke Turkse man glimlachend toe.

Twee weken later ben ik er weer. De winkel is leeg. Achter de toonbank staat een meisje van een jaar of dertien.
‘Waar is het kleine poesje?’ vraag ik, terwijl het meisje onhandig mijn perziken afweegt.
‘Weg.’
‘Weg?’
Ze knikt spijtig. ‘Ik denk dat iemand hem heeft meegenomen.’
Ik kijk achterom, naar de drukke winkelstraat die uitkomt bij de snelweg.
‘Misschien is ze weggelopen.’
Het meisje denkt even na. ‘Ja, dat kan ook.’ Haar blik schiet opzij, naar de oude, gedrongen vrouw achter de toonbank van het traiteurgedeelte. Ze staat met haar rug naar ons toe en laat haar mes met een klap op het werkblad neerkomen.