Op dag 2 loopt mijn tijdlijn op Facebook alweer vol met kattenfilmpjes en strandfoto’s, en ik ben nog steeds verlamd van afgrijzen. Een schrijver beklaagt zich over het gebrek aan engagement bij hedendaagse schrijvers. En hij heeft gelijk, ik sta met mijn bek vol tanden, krijg geen letter uit mijn pen. Drie half afgemaakte blogstukjes liggen er. Half afgemaakte mails. Ik kijk naar alle journaals, lees alle nieuwsberichten. En dan, met een boordevol hoofd, naar Zomergasten. Het gaat over vertrouwen en over hoop, maar het komt niet binnen, niet echt, en ik zap verder. Op BNN doet een hipster een poging te overleven in de wildernis. Het gaat van fakking dit en fakking dat, dan verliest hij zijn machete – door hem uitgesproken op zijn Amerikaans: muh-sjeddi – en als hij hem eindelijk heeft gevonden besluit hij op jacht te gaan naar wilde zwijnen: ‘Wilde zwijnen hebben slagtanden en zijn heel gevaarlijk.’
Ik blijf kijken, dankbaar dat ik mijn boosheid nu kan richten op iets concreets. En ik moet denken aan mijn eerste vriendje, die van punkmuziek hield. ‘Punk schreeuwt je wakker,’ zei hij tegen mij, zijn discoprinsesje, ‘disco sust je in slaap.’
Ik slaap niet nu, ik lig wakker. Na al die tijd punk geworden.