woensdag 9 juli 2014

Baby

We gingen naar Ikea, ik, de vriend en zijn dochter, de baby.
‘Jij weet hoe we moeten rijden, hè,’ zei de vriend.
‘Ja,’ zei ik vanaf de achterbank, ‘alsmaar rechtdoor,’ en trok een gekke bek naar de baby.
We reden alsmaar rechtdoor.
‘AMC,’ zei de vriend, ‘dat is zeker te ver?’
‘Ja,’ zei ik, ‘we moeten terug.’
De baby deed: Rrrrrrr, en ook wij deden: Rrrrrrr.
We zaten inmiddels op de snelweg. ‘We moeten ergens linksaf slaan,’ zei ik. ‘of rechts.’
De baby had opeens één blote voet. ‘Waar is die sok?’ zei de vriend, en boog al rijdend opzij.
‘Ik zoek die sok wel, let jij maar op de weg,’ zei ik.
Ik vond de sok en toen ik overeind kwam was ik een beetje misselijk. ‘Zie je Ikea al?’ vroeg ik.
We besloten de auto even te parkeren en zochten de route op de telefoon.
‘1,2 kilometer,’ zei de vriend. We bleken praktisch naast Ikea te staan.

We klapten de wagen uit, zetten de baby erin, pakten alle tassen met luiers, natte doekjes, koekjes, flessen en appelmoes in drinkvorm en gingen naar binnen. Eerst moest de baby worden verschoond. Toen konden we beginnen. Ik moest gordijnstof, de vriend een kinderstoeltje.
‘Dan kunnen we alle banken en eettafels overslaan en binnendoor,’ zei ik.
De baby zei: ‘Hammammmam.’
We vergaten binnendoor te gaan en liepen heel Ikea door. Bij de keukens pikten we een hond op voor de baby, die we bij de badkamers weer verloren. Wat we zochten bevond zich beneden. Maar eerst moest de baby een fles. We gingen op zoek naar warm water, moesten daarvoor in de rij voor de kassa van het restaurant, rekenden twee thee af, en liepen naar een automaat waar warm water uitkwam. Daarmee vulden we de fles. Er stond ook een automaat voor softijs, waar we heel veel muntstukken in gooiden, die stuk voor stuk werden teruggeworpen. Ik had niet bijzonder veel zin gehad in softijs, maar toen had ik het opeens wel.

We kwamen bij de stoffen. Geen van de stoffen wilde ik als gordijn. We waren de kinderstoeltjes inmiddels voorbij, en hadden geen zin om terug te gaan.
In de koopjeshoek stond een strandstoel. ‘Ik neem hem,’ zei ik.
‘Weet je wel zeker dat je hem gaat gebruiken?’ zei de vriend.
‘Hmmm,’ zei de baby.
Toen we hadden afgerekend gingen we naar het Zweedse winkeltje waar we alles lekker en bijzonder vonden, maar we alleen knäckebröd kochten. We zaten al bijna weer in de auto toen ik iets besefte.
‘Mijn stoel!’ Ik liep terug naar binnen, waar mijn strandstoel nog tegen de kassa aan stond.

We klapten de kinderwagen in, maakten de baby vast in haar stoeltje en verdeelden de spullen over de tassen. ‘Het knäckebröd,’ zei ik, ‘heb jij dat?’
Hij had het niet. We doorzochten alle tassen, maar geen knäckebröd.
‘Hoe kan dat nou?’ zei ik. ‘Hebben we dat dan gewoon laten liggen? Ik kan me er niks van herinneren.’
‘Welcome to my world,’ zei de vriend.
De baby zei: ‘Pffff.’