vrijdag 6 juni 2014

Vliegtuig

Al dertien maanden waren ze onderweg, alleen zij twee, en de boot. De eerste weken bejubelden ze hun keuze, hun vrijheid, en spraken ze met minachting over de anderen, die achter waren gebleven in het koude en natte Engeland.
Ze trotseerden samen stormen, stilte en de brandende zon. Toen sloeg de verveling toe. En op een avond zei hij het. Ze dacht eerst dat ze het verkeerd verstond. En toen dat hij een grapje maakte. Maar dat was niet zo.
Ze sliep alleen in de kajuit die nacht. Gebruikte het logboek als dagboek. ’s Morgens was ze verhard, en hij nog verder weg. Als hij op dek zat, bleef zij in de kajuit, en andersom. ’s Nachts zat ze in haar eentje op het dek naar de sterren te staren. Toen het vliegtuig met de oranje lampen overkwam registreerde ze het nauwelijks. Het was al weer verdwenen toen ze besefte dat vliegtuigen geen oranje lampen hebben. En geen rookpluimen achter zich aan trekken.
Ze twijfelde of ze het haar man moest vertellen. Ze spraken al een week niet tegen elkaar. Ze wilde niet de eerste zijn die toegaf. Ze besloot haar mond te houden. Hij zou haar toch maar hebben uitgelachen.
Pas toen ze in de haven aankwamen, hoorden ze van het vermiste vliegtuig.
Ze ondernam niet onmiddellijk actie. Ze ging naar het café in de haven waar de wereldzeilers bijeenkwamen. Luisterde naar hun verhalen. Pas op de vierde dag, na een halve fles rum, vertelde ze haar verhaal, lacherig.
Daarna ging het allemaal heel snel. Politie, journalisten, cameraploegen.
De fotograaf van het persbureau die haar samen met haar man voor hun boot wilde portretteren, vroeg of ze wat dichter bij elkaar konden gaan staan. Dat deden ze, maar hij sloeg zijn arm niet om haar heen.