donderdag 8 mei 2014

Mannen

Ik had twee mannen tegelijk op bezoek. De een kwam voor mijn telefoon en internet, de ander voor de bel. De telefoon en internet-man was er als eerste. Hij zat al voor de meterkast, half uitgekleed, zijn gereedschap verspreid over de vloer, toen de man voor de bel verscheen. De telefoon- en internetman keek verward op, misschien zelfs een tikje geërgerd. Ze groetten elkaar niet, en de telefoon- en internetman, die even daarvoor nog hele verhalen had opgehangen, zei vanaf dat moment niks meer tegen me.
Ik had net de man voor de bel aan het werk gezet, toen er op de deur werd geklopt. Het was de kattenbakvullingbezorger. Hij liep naar binnen, een beer van een vent met dertig liter kattengrit op zijn schouder.
‘Zeg maar waar ik het neer kan zetten,’ zei hij. Hij hijgde niet eens.
Ik keek naar de belman en de telefoon- en internetman. Het leek opeens of ze een beetje verschrompelden. De telefoon- en internetman verdween bijna ín de kast en de belman stond met zijn gezicht naar de muur.
Ik had mezelf net koffie ingeschonken, er zat nog een klein beetje in de pot. Ik wilde zeggen: ‘Ik heb nog voor één iemand koffie, wie wil?’ Benieuwd hoe ze het uit zouden vechten. Of ze allemaal ‘ik’ zouden roepen, of geen van allen. Misschien dat er stilzwijgende afspraken bestonden over de eerste, of de sterkste.
Maar ik zei niks, en liet ze hun werk afmaken. In stilte.