dinsdag 1 april 2014

Zon op

Al weken nu ontwaak ik ’s nachts om een uur of drie, en lig dan heel lang wakker. Net als ik denk dat ik nu wel weer in slaap zal vallen, gaat er buiten een wekker af. Een vogel, altijd dezelfde, begint te zingen, al snel gevolgd door een andere. Het is het startsein voor de andere vogels om te gaan fluiten, voor de goederentrein om te gaan denderen, voor een brommer om te gaan scheuren. Het is een oorverdovend kabaal, na die lange stilte. Het doet me denken aan die keer dat ik om half vier ’s morgens opstond, slaapdronken in een busje plaatsnam, me een uur lang liet vervoeren over hobbelweggetjes, om vervolgens na een wandeling door het allerstikstedonker en een klimpartij over duizenden jaren oude, glibberig geworden traptreden, en boomwortels dik als voetballersdijen, de zon te zien opkomen vanaf de top van een Maya-piramide. Al die tijd dacht ik: waarom dóe ik dit in godsnaam? Waarom lig ik niet nog lekker in bed? Toen ontwaakte het regenwoud, met een enorm kabaal. Vogels, brulapen, vosjes, pauwen, allemaal moesten ze laten weten dat ze goed hadden geslapen, dank u. De rest van de dag sjokte ik brak achter de gids aan die monter bomen aanwees die ‘naked indian’ heette of ‘gringo on the beach’. Maar ik stak er niks van op. Het jaar daarop stapte ik weer om vier uur ’s morgens in een busje of een auto om de zon te zien opkomen vanaf een berg, een strand of een woestijnduin. Soms met spektakel, maar vaker zonder. De mooiste zonsopkomsten en – ondergangen zag ik thuis, dat moet nu toch maar een keer gezegd.