woensdag 2 april 2014

Kip

Ik zag een documentaire uit 1980 over de doodstraf. Voor mijn gevoel is 1980 nog niet zo lang geleden, maar de kleding en de kapsels in de documentaire zeiden wat anders.
Een interviewster in een beige broekpak en een kort Farah Fawcet-kapsel ondervroeg drie gevangenen on death row. Drie blanke mannen die spraken in beleefde volzinnen. Modelgevangenen.
‘We zijn hier niet om je te veroordelen of te beschuldigen,’ zei de vrouw. Ze droeg metallic oogschaduw en had wallen onder haar ogen. Je kon zien dat ze het zich thuis allemaal heel anders had voorgesteld.
Ze wilde weten hoe de gevangenen over de doodstraf dachten. Was het een afschrikwekkend voorbeeld, zoals de politiek het Amerikaanse volk wilde doen geloven?
‘Welnee,’ zeiden alle drie de mannen.
Een van hen zei: ‘Als mensen iets doen, gaan ze ervan uit dat het gaat lukken, anders doen ze het niet.’ En: ‘Mensen denken altijd dat het hun niet overkomt. Andere mensen krijgen kanker, ik niet. Zo denkt de crimineel ook. Andere criminelen worden gepakt, ik niet.’

Hij was teruggekeerd van de dood; hij lag al vastgegespt op de tafel om zijn dodelijke injectie in ontvangst te nemen, toen het bericht kwam dat in hoger beroep zijn doodstraf was omgezet in levenslang. Veel ter dood veroordeelden wilden niet meer in hoger beroep. ‘De onzekerheid is het ergst. Constant hoop krijgen en die hoop weer zien verdwijnen, op een gegeven moment wil je gewoon dood. Je wacht erop.’

De meeste gevangenen waren heel kalm als ze naar de doodskamer werden gebracht. Zelden spartelden ze tegen. Dat zei de bewaker die ze naar het doodsbed begeleidde. Of naar de stoel, want de gevangenen waren vrij in de keuze van hun executiemiddel. Ze konden kiezen voor vergassen, de elektrische stoel, de dodelijke injectie, maar ook voor het vuurpeloton of de strop.
‘Persoonlijk zou ik kiezen voor de elektrische stoel, dat is het snelst voorbij,’ zei de bewaker. Gas was volgens hem de pijnlijkste dood, omdat je langzaam stikte. Hoewel er natuurlijk ook uitzonderingen waren. Hij vertelde over de man wiens hoofd in brand was gevlogen, omdat het gevangenispersoneel de natuursponzen, die om de stroom beter te geleiden, in zout water worden gedoopt en dan tussen de elektroden en de huid van de ter dood veroordeelde worden geplaatst, waren verplaatst door synthetische sponzen. En synthetische sponzen geleiden geen stroom.

Aan het einde van de film kwam de gevangeniskok aan het woord. Hij vertelde dat hij altijd veel aandacht besteedde aan de bereiding van de laatste maaltijd van de ter dood veroordeelden. ‘Je krijgt maar één kans om het goed te doen.’ Eén keer had hij kip laten aanbranden. Er was geen tijd meer geweest een nieuwe kip te braden.