maandag 28 april 2014

Konijn

In de wachtkamer van de dokter kwam ik de buurvrouw uit mijn vorige huis tegen. Ze had een kinderwagen bij zich en in die kinderwagen lag een baby. Ik wist dat ik er iets over moest zeggen, maar wist niet wat. De eerste vraag die me te binnen schoot was: is het een jongetje of een meisje? Maar misschien was dat een onbeleefde vraag, dus stelde ik hem niet. Ik keek verrast in de wagen en toen verrast naar haar. ‘Ja,’ zei ze trots, ‘ze is vijf maanden.’ Waarmee ze meteen drie niet gestelde vragen beantwoordde.
Ze ging naast me zitten. De kinderwagen blokkeerde de doorgang.
‘Ik ben ook verhuisd,’ zei ik.
‘Waarom?’ vroeg ze.
‘Waarom denk je,’ zei ik.
Ze knikte. Zij was eerder verhuisd dan ik. Drie jaar geleden al.
‘Ik wilde je toevoegen op Facebook,’ zei ze, ‘maar dat kon niet.’ Ze pakte haar telefoon. Samen keken we naar het beeldscherm. Ik zag mijn eigen foto.
‘Hé, nu kan het wel,’ zei ze.
‘Omdat ik er nu bij zit,’ zei ik, want dat leek me op een of andere manier logisch, ook al wist ik dat het dat niet was.
Ze tilde de baby uit de wagen, het was een wriemelig kind, een en al beweging. Maar misschien zijn alle baby’s dat. Ik weet meer van poezen. Alles dat ongeveer even groot is als een poes, maar het niet is, verwart me een beetje. Zoals konijnen. Een konijnenlijf voelt niet als een poes als je aait, en ook niet als je het oppakt. Het doet niet wat een poezenlijf doet. Konijnen verwarren me om die reden.
Mijn vroegere buurvrouw zei iets onverstaanbaars tegen de baby.
‘Praat je Turks tegen haar?’ vroeg ik. Ze knikte.
Ik vroeg me opeens af of we altijd al Engels met elkaar spraken.
‘Mijn Nederlands is verdwenen,’ zei ze. ‘Komt door mijn werk, daar praat ik alleen maar Engels.’
De dokter verscheen en ik werd binnengeroepen. Toen ik naar buiten kwam was de buurvrouw verdwenen. Ik keek op mijn telefoon en zag dat ik een vriendschapsverzoek had.