zaterdag 22 maart 2014

Etalagebenen

Ik sta met mijn rug tegen de muur, als een kind, terwijl de dokter een meetlat op mijn kruin legt.
‘Een meter zesenzestig,’ zegt ze.
‘Ha,’ zeg ik, ‘ik ben gegroeid.’ Ik was altijd een meter vijfenzestig. Dat ik groei, vind ik wel zo eerlijk, mijn gewicht neemt ook steeds meer toe.
‘Nee,’ zegt de dokter, ‘je bent gekrompen. Waarschijnlijk was je altijd een meter achtenzestig.’
Het duurt even voordat het tot me doordringt. Ik heb het omslagpunt bereikt, de leeftijd waarop alles terug begint te lopen. Van sommige dingen wist ik dat al. Nu begin ik dus ook nog te krimpen. Alleen neuzen en oren blijven doorgroeien, schijnt het. In mijn geval betekent dit dat ik langzaam zal transformeren tot een kobold.
De dokter vraagt of ik etalagebenen heb. Ik zeg: wat?
Ze staat op uit haar stoel en doet alsof ze voor een etalage gaat staan. Dan verplaatst ze zich met een soort zombieloopje en gaat voor de volgende etalage staan. ‘Dat dus,’ zegt ze.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik geloof niet dat ik dat al heb.’
Ik ben een levende dode.