zondag 12 januari 2014

Fanmail

In mijn brievenbus zat een grote envelop van de uitgeverij. Erin zat een dikke, handgeschreven envelop met mijn naam en adres erop. Dit kon maar één ding betekenen. Fanmail!
De keren dat ik fanmail heb ontvangen zijn op één hand te tellen, en alle keren kwam de fanmail in een handgeschreven envelop.
Ik ging op de bank zitten, schonk mezelf een kop thee in en opende de dikke envelop.
Er zat een derde envelop in. Die was gericht aan A. F. Th. van der Heijden.
Maar die is dood! dacht ik.
Ik weet niet waarom ik dat dacht. Ik weet heel goed dat A. F. Th. van der Heijden niet dood is. En toch was mijn eerste reactie: die is dood. Misschien wilde ik al uitsluiten dat de geadresseerde de brief kon openen. Zodat ik er meer recht op had.
Ik keek in de envelop of er iets was achtergebleven. Dat was er. Twee in elkaar gevouwen A4’tjes. De eerste was een print van de adresgegevens op mijn website. De tweede was een briefje. Ik las:
Bij voorbaat dank om bijgesloten brief direkt aan A. F. Th.van der Heijden door te sturen.
Het woordje direkt impliceerde dat er haast bij was, dat er geen seconde te verliezen was. Die brief moest worden overhandigd, en wel snel, anders waren de gevolgen niet te overzien.
Ik ken A. F. Th. van der Heijden niet, althans niet beter dan de meeste mensen. Ik vorm net zo’n goed of slecht doorgeefluik als de bakker op de hoek – de bakker bij A. F. Th. op de hoek uitgezonderd.
Ik hield de envelop tegen het licht. Ik schudde hem heen en weer in de hoop dat een deel van de tekst voor het venster zou schuiven. Ik dacht aan de truc met stoom.
Nee, hij was niet voor mij. Alleen de buitenste twee enveloppen waren voor mij.

Er kwam een vriend op bezoek. Ik liet hem de enveloppen zien. Ook hij hield de vensterenvelop tegen het licht en schudde hem heen en weer.
‘Eigenlijk is de brief ook een beetje voor jou,’ zei hij. ‘Jouw naam staat erop.’
Hij duwde zijn pink naar binnen, keek me aan.
‘Neeeeee!’ riep ik, maar hij had hem al opengeritst.
Er zaten drie getypte vellen in. Regelafstand 1, marges minimaal.
‘Nu we hem toch open hebben gemaakt kunnen we hem net zo goed lezen,’ zei de vriend.
‘Vluchtig. Alleen om te zien of het belangrijk is.’
We lazen de brief vluchtig. We lazen hem nog een keer. We lazen passages eruit hardop voor.
‘Wat erg,’ zei ik.
‘We moeten A. F. Th. dit besparen,’ zei hij, en voor ik het wist had hij de brief doormidden gescheurd.
Misschien kan ik hem nog plakken, dacht ik. Ik stopte de verscheurde brief terug in de envelop legde hem op de kast. Daar ligt hij nu nog.