vrijdag 27 december 2013

Werk

‘Dit is gestolen tijd,’ zeg ik, ‘niemand werkt tussen kerst en oud en nieuw. Alles wat we nu doen is een extraatje.’
We lopen door het koude deel van de Hanos, ik en een vriend, die nu de rol van collega heeft. We kopen pakken biologische melk die zijn afgeprijsd naar 50 cent en roomboter kerstkransjes voor 80 cent. Ik heb mijn sjaal drie keer om mijn nek en oren gewikkeld, de kou klauwt in mijn gezicht. Mijn collega heeft zijn jas in de auto laten liggen. ‘Miljaar,’ bromt hij.
Ik vertel over kunstenaarssociëteit De oase, waar in de jaren dertig kunstenaars kwamen met namen als Piet Verdoes, Charles A. Cocheret en L. Bolle. Ik vertel over L. Ott, schrijver van de romans De haven en Muzikale confectie.
Mijn collega lacht.
‘Over vijftig jaar lachen ze ook zo om onze namen,’ zeg ik. ‘En om de titels van onze boeken.’
‘De minilotten van Kokonera,’ zegt hij. ‘Daar ligt voor mij de grens. Wat daarna kwam telt eigenlijk niet meer.’
‘Maar daarna kwam De bokkige bombardon nog, en de Toffe Tamboer. Die kun je niet zomaar wegzetten.’
‘Daar kunnen we het over hebben.’ Hij bestudeert het etiket op een pot soep van de Soepfabriek. ‘Goeie naam.’
‘Het allitereert niet,' zeg ik. En dan: ‘Ik moet hier weg. Ik word gek van de kou.’
We lopen naar de kassa en leggen onze spullen op de band. Veel hebben we niet gekocht.
‘Dat is dan 86,30,’ zegt de caissière.
‘EEK,’ zegt mijn vriend binnensmonds.
Op de parkeerplaats staat een bestelwagen van een eetcafé met het opschrift: Deze auto rijdt geheel op liposuctie.
'Getver,' zeggen we allebei. Ik maak een foto. Gewoon voor mezelf. Niet alles is werk.