maandag 28 oktober 2013

De anekdotes

Ik had een gruizig cassettebandje van een concert van Berlin. Met een heel lieflijke en huiveringwekkende uitvoering van Caroline Says II. Ik vond het op zolder, geen idee wie het daar had neergelegd. Geen idee ook wie de zanger was. Maar ik draaide het tot de cassette lange lussen bruin tapelint uitbraakte (die ik met behulp van een potlood weer op de spoeltjes draaide).
Later kocht mijn vriendin de Bananenplaat. We hadden niet veel geld en maar een paar platen. Als ik kwam zei ze: ‘De Bananenplaat of een andere?’ Meestal werd het dan de Bananenplaat.
Door de plaat maakten we kennis met Andy Warhol. We gingen naar een Warhol-tentoonstelling in het Boymans van Beuningen. Ze draaiden er zijn films. Chelsea Girls, Camp, en die waar we voor gekomen waren: The Velvet Underground & Nico – A Symphony of Sound. Het museum bleef de hele nacht open. We werden gek van de slaap en de harde houten stoeltjes, maar wilden niet naar huis. The Velvet Underground, The Factory, alle personages eromheen, het was een soort soap from hell. Fascinerend tot en met, en met een ijzersterke soundtrack.

We lazen in Oor hoe Andy Warhol tegen Lou Reed zei: ‘Schrijf eens een liedje over iemand die echt verdorven is.’ ‘Hoe bedoel je?’ vroeg Lou. ‘Nou bijvoorbeeld iemand die zo verdorven is dat hij iemand met een bloem slaat.’
Het werd een anekdote die we op feestjes vertelden.

We lazen dat het huilende kind op The Kids in een kast werd opgesloten zodat zijn gehuil en geschreeuw kon worden opgenomen.

We lazen dat Lou een jongenshoer was toen hij jong was. En hoe het tussen hem en Nico zat. En tussen hem en John Cale. En tussen hem en Warhol.
‘Lou Reed got married and didn’t even invite us. I hate Lou, I really do,’ schreef Andy Warhol in zijn dagboeken, en Lou Reed zong de regels samen met John Cale toen Warhol overleed, op de plaat die tot een van mijn allerlievelings is gaan behoren.

Ik bleef hem volgen toen hij een bril met een draadstalen montuur ging dragen. Toen hij platen maakte die minder bijzonder waren. Toen hij optrad in het Haags concertgebouw, waar het publiek op stoelen zat en de lichten na drie kwartier aangingen voor de pauze. Er komt vanzelf wel weer iets moois, dacht ik. En dat was ook zo.

Ik zag the Velvet Underground toen ze weer samen kwamen voor een reünietour. In Straatsburg. Als voorprogramma van U2. Alsof ik in een teletijdmachine heen en weer werd geschoten door de tijd. Ik wilde sceptisch zijn - ik had besloten dat ik dat was. Maar toen Reed en Cale tegenover elkaar plaatsnamen, met gitaar en viool, en overgingen tot iets dat nog het meest leek op een duel, stond het kippenvel op mijn armen.

Ik maakte een profiel aan op een social media site onder de naam Venus in Furs. Op borrels werd het afgekort tot VIF. ‘Hé Vif, nog iets drinken?’ Ik kreeg privé berichten van mensen die dachten dat ik into SM was. Van de song hadden ze nooit gehoord. (Ik kocht bij Blokker een melkopschuimer van het merk Severin. Ze hadden een hele serie.)

Voor elke gelegenheid een liedje.
There’s a bit of magic in everything and some loss to even things out.