donderdag 22 augustus 2013

BAM

Het is stil. Voor het eerst in vier maanden – de weekends uitgezonderd – is het ’s morgens stil. We houden ons hart vast. Amsterdam die grote stad die is gebouwd op palen, en dat geldt ook voor het nieuwbouwproject voor onze deur. Zo’n honderddertig palen zijn er de afgelopen maanden ingeramd. Ze worden aangevoerd op lange, logge vrachtwagens die nauwelijks de bochten kunnen maken, en al het overige verkeer een kwartier lang ophouden. Er wordt een hotel gebouwd, torenhoog en geheel van glas. Het bouwbedrijf heet BAM, met hoofdletters. De enige juiste naam. Stipt om zeven uur worden we wakker gedreund. We trillen ons bed uit, trillen ons huis uit. We lopen in elkaar gedoken, met opeengeklemde kaken door de straat. Een hittegolf, maar de ramen blijven dicht, het balkon wordt ’s avonds pas betreden. Dan huppelen er alleen nog konijntjes over de bouwplaats.

Al weken wachten we op de laatste paal. Hij was ons drie weken geleden al beloofd, en vorige week, en afgelopen maandag. De muzikant legt een fles champagne koud voor als het zo ver is. Maar geen enkele deadline wordt gehaald.
We bellen BAM. De voicemail meldt dat het bouwvak is. Misschien hebben ze het niet gehoord, onze bouwvakkers, ze dragen geen oorbeschermers, als menselijke machines ploegen ze voort. Bikkels zijn het. Of gewoon domoren, wie zal het zeggen? Het is bouwvak, maar zij werken door, terwijl hun vrouwen thuis in de tuin, onder een parasol zitten te mokken. Binnen klieren de kinderen. De reizen naar Alanya zijn geannuleerd. ‘Wij vinden het net zo vervelend als jullie!’ schreeuwt de uitvoerder vanaf de bouwplaats door zijn telefoon naar ons.

En dan is het opeens stil. Het duurt even voordat we het door hebben. We worden nog steeds om zeven uur wakker, lopen nog steeds met opeengeklemde kaken door de straat. De bouwvakkers vertrekken, maar hun gehei zit nog in ons hoofd. In onze oren, onze spieren, onze reflexen, onze bedden en onze muren.
De champagnefles is nog steeds ongeopend.