vrijdag 12 juli 2013

Rustig

Het was een zwoele zomeravond en ik had een vriend te eten. Het was de eerste keer dat hij in mijn nieuwe huis was. Na het eten liepen we de straat uit, richting de Amstel.
Ik wees op de bergen zand, de hijskranen, de bouwhekken. ‘Hier komt een parkje en daar een jachthaven, het wordt allemaal heel mooi.’
Ik keek achterom naar het grote oude huis, dat ze de villa noemen. ‘En daar komt een coffee annex winebar in.’
Mijn vriend keek om zich heen. Op de kade zaten een paar mensen met een fles wijn, hun benen bungelden over de rand. ‘Ik denk,’ zei hij langzaam, ‘dat het nu op z’n mooist is.’

We liepen het witte ophaalbruggetje over, naar de brede fietsbrug met uitzicht op de woonboten. We keken naar de Amstel, die hier niet alleen breder lijkt dan in de stad maar ook woester. Ongetemd. Er stond een woonboot te koop. Mijn vriend, die voor zover ik wist geen plannen had om te verhuizen, laat staan naar een woonboot, liep erheen om een kijkje te nemen.
Toen we terugliepen, dwars over de funderingen van het huis van de bekende Nederlander, stonden er twee vrouwen op de stoep. Ze hadden hun armen over elkaar geslagen alsof ze het koud hadden. Een derde kwam net naar buiten.
‘Zit die jongen nog boven?’ vroegen de anderen aan haar.
Ze knikte. ‘Maar hij is nu rustig.’
Ze bleven zwijgend staan, half afgewend van het huis.
We liepen verder. Een ambulance kwam de straat in rijden, rustig, geen zwaailichten, geen sirenes. Het was een zwoele zomeravond.