donderdag 11 juli 2013

Mensen

Ik zat de afgelopen weken tussen de daklozen en verslaafden. Het was voor werk, en dat werk is inmiddels af, maar ik krijg de mensen maar niet uit mijn hoofd. De man in de timmerwerkplaats die me de meubels liet zien die hij had gemaakt. Ik zag alleen de krassen op zijn armen, tientallen fijne lijntjes onder elkaar.
Het groepje daklozen dat me na mijn bezoek als één man uitzwaaide, schreeuwend van ‘Daaaag dag!’ De oudste, die me even daarvoor zijn complottheorieën over vrouwen en mobiele telefoons had onthuld, brulde: ‘Ik blijf zwaaien als je aan het einde van de straat bent.’
De man in de inloopkast waar de kleding van daklozen werd gewassen en gesorteerd. ‘Ik wil niet tussen die anderen,’ zei hij. ‘Dat zijn allemaal borderliners en schizofrenen, die lopen de hele dag te zuigen, net zo lang tot je kwaad wordt. Laat mij maar rustig hier zitten.’
De radio stond zo hard dat hij moest schreeuwen om verstaanbaar te zijn. Hij had een tamme witte rat die Angel heette.

Ik denk aan de oudere Surinaamse mannen die zaten te dammen en te kaarten, een enkele op een scootmobiel. ‘Dit waren vroeger drugsmiljonairs,’ zei hun coördinator. ‘De meesten hebben inmiddels kleinkinderen. Van de miljoenen is niks meer over.’
Ik denk aan de mannen in de gebruikersruimte bovenin een pand op de Wallen, met uitzicht op de gracht waar groepen toeristen in veelkleurige regenponcho’s voorbij trokken. Zes mannen rond een tafel met strookjes zilverpapier, aanstekers, lepels, zakjes met iets onduidelijks erin, mannen die, als ik hun foto wil nemen zeiden: ‘Zit mijn haar goed?’
Ik denk aan de lol, de grapjes, de verhalen. De ontzettende behoefte aan aandacht, om eventjes gezien te worden.

En ik denk aan de enkele vrouw die ik tegenkwam. De Somalische in de entree van de daklozenopvang. Ze bleef de maatschappelijk werker met wie ik stond te praten maar aan zijn mouw trekken. ‘I told you, everything's been taken care of,’ zei hij ongeduldig.
Ik dacht: ze wil niet weg. Ze kan de inloopruimte binnen gaan, maar daar zit het vol mannen die schreeuwen en druk doen. Ze kan vannacht in de nachtopvang slapen, maar zelfs de kleinste kamer moet ze delen met mannen, want ze is de enige vrouw hier en een hele kamer voor haar alleen, dat gaat natuurlijk niet.
Ik keek naar haar en dacht: wat doe je hier, waar kom je vandaan, hoe ben je hier beland, hoe gaat het met je? Dingen die ik niet vroeg, want ze negeerde me met een bijna vijandige volharding.

Ik denk aan het meisje dat als een uitgelaten puppy op me af kwam hollen. ‘Hallo! Dit is mijn eerste dag hier!’ Haar ogen zagen glazig. De morsige man die naast me zat, in zichzelf gekeerd, tot het meisje aan kwam huppelen, bromde: ‘Ik zorg er wel voor dat je hier uit komt.’
Misschien was het goed bedoeld, wilde hij haar echt helpen. Maar ik weet ook wel dat zo’n meisje op straat alleen kan overleven door zich te prostitueren, en hij weet dat ook, beter dan ik.
Het is wat het is. Daar moet je niet teveel over nadenken. Maar ik doe het wel.

Wil je iets doen voor deze mensen, iets kleins? Koop dan een douchebeurt of een stel schone sokken. Of een warme maaltijd. Een schone spuit kan ook. Gewoon, vanachter je computer. Klik hier.