donderdag 25 juli 2013

Glas

‘Kom,’ zegt de muzikant, ‘we gaan boodschappen doen in de Bijlmer. Hele wagen vol laden met eten en wijn.’
‘In de Bijlmer?’ zeg ik, ‘We kunnen toch ook naar de Dirk?’
‘Juist naar de Bijlmer. Het is een ervaring. En ik ben bij je, I'll show you the ropes.’ Hij lacht en zegt dan: ‘Kunnen we gelijk een glasbak zoeken voor je flessen.’
Ik heb inmiddels drie maanden lege flessen verzameld. De hele buurt heb ik afgespeurd, maar nergens een glasbak te vinden. Ik heb ze gegoogled, glasbakken in Amsterdam, maar daar werd ik niet veel wijzer van.
‘Oké,’ zeg ik, ‘even mijn flessen pakken.’
Met vier tassen vol lege flessen stappen we even later in de auto. We rijden naar het winkelcentrum en pakken de tassen met flessen van de achterbank. We lopen een stukje en kijken om ons heen. We lopen nog een stukje.
‘Misschien moeten we het vragen.’
Ik stap op een vrouw af. Ze draagt een tijgerlegging en heeft een hoog getoupeerde pruik op. Ik vraag haar of ze weet waar een glasbak staat. Ze werpt me een misprijzende blik toe.
‘Bij de Lidl.’
‘De Lidl?’
Ze draait me demonstratief de rug toe.
We lopen verder in de richting waar we de Lidl vermoeden. De hengsels van de plastic tassen snijden in mijn handen. Daar is de Lidl. We kijken om ons heen. Geen glasbak. We lopen verder. Een vrouw met een rollator komt ons tegemoet schuifelen. We vragen haar of ze een glasbak in de buurt weet.
‘Wat?’ Ze houdt haar hand aan haar oor.
‘Weet u ook een glasbak?’
Ze kijkt ons niet-begrijpend aan.
‘Glasbak!’ schreeuwen we, en laten de inhoud van de tassen zien.
‘O,’ het vrouwtje lacht en zegt iets onverstaanbaars.
‘Wat?’ zeggen we.
Ze herhaalt het onverstaanbare.
‘Daar?’ vragen we op goed geluk.
Ze knikt, zegt nog iets dat we niet verstaan, en we lopen verder. Het winkelcentrum uit, tot er niks meer is, geen bebouwing en ook geen glasbak.
‘O Marieke Groen, toe drink niet meer,’ zingt de muzikant.
We zetten de loodzware tassen neer.
‘Het is echt geen 23 graden,’ zeg ik.
‘Ik moet iets eten,’ zegt de muzikant.
‘Ik wil een ijsje.’ Mijn shirt plakt aan mijn rug.
We lopen terug naar de Lidl, kijken om ons heen. Ik wil iemand aanspreken, maar het lukt niet goed. Ik bedenk me steeds op het laatste moment. Dan zie ik twee grote donkere mannen aankomen die eruit zien alsof ze Dingen Weten. Ik schiet ze aan en stel de vraag.
Ze begrijpen niet wat ik bedoel. Ik haal een fles uit een tas.
Ze denken even na. ‘Vomar,’ zegt de een dan. De ander knikt, ‘Ja, Vomar.’
Ik bedank ze vriendelijk en zeg tegen de muzikant: ‘Ze begrepen het niet.’
We vragen het in de bakkerij naast de Lidl. We vragen het aan een voorbijganger. Dan kijken we elkaar aan.

Als we een halfuur later met een paar goed gevulde boodschappentassen in de auto zitten zeg ik: ‘Ik voel me er toch een beetje slecht over.’
‘Tja,’ zegt de muzikant, ‘wat moesten we anders?’
We zwijgen een poosje. Dan zeg ik: ‘Heb jij al een papierbak ontdekt in de buurt?’