vrijdag 14 juni 2013

Dominee

De huilende vrouw zegt dat ze zelfmoord wil plegen. Een van de andere daklozen zegt: ‘Welnee.’ Weer een ander zegt: ‘Dat willen we niet hebben hoor, dat je dat doet.’
‘Zullen we beginnen?’ zegt de dominee.
Ze zijn bijeengekomen in een zaaltje om liederen te zingen, een zooitje ongeregeld met ongekamde haren en afgedragen kleren. Na het zingen krijgen ze een lunch, tussendoor is er koffie en thee.
Een man pakt zijn schuiftrompet. In het midden staat een grote tas met bladmuziek. De huilende vrouw is naar buiten gelopen. Ik sta er van een afstandje naar te kijken.
‘Er staat hier niemand buiten de kring,’ bast de dominee.
Ik ga op de stoel van de huilende vrouw zitten. Iedereen kijkt naar me.
‘Hallo, ik ben Marieke, ik kom – ’
De dominee onderbreekt me. ‘Eerst wordt er iets voorgelezen, dan is er ruimte voor mensen om wat te zeggen.’
Een man met een enorme bos wit haar slaat de Bijbel open.
Dat hadden ze me niet verteld. Ik haal diep adem en bereid me voor op een lange zit, maar het is al afgelopen. Twee mensen mompelen amen, en dan neemt de dominee weer het woord. Hij vertelt dat er twee stagiaires zijn. ‘En dit is..’ hij kijkt me vragend aan.
‘Marieke,’ zeg ik, ‘ik kom een stukje schrijven en – ’
‘Marieke komt een stukje schrijven en wat foto’s van jullie nemen voor..?’
Ik vertel waarvoor en zeg dat wie niet op de foto wil dat even aan moet geven, of even weg moet gaan.
‘Niemand gaat weg,’ zegt de dominee.
‘Nee, niet weg,’ stamel ik, ‘even opzij, zodat je er niet op komt. Als je er niet op wilt.'
Ik moet opeens denken aan de missiepost in Afrika waar ik lang geleden vrijwilligerswerk deed. De missiepost ving straatkinderen op die achter het station leefden, ze kregen er eten, een bed en scholing. En ze vulden de banken van het kleine kerkje op het terrein. Ze bleven nooit langer dan een paar dagen, zodra ze waren aangesterkt gingen ze terug naar het station, vaak midden in de nacht, zonder dat iemand het merkte. We begrepen nooit waarom.
‘Eet je mee?’ vraagt de dominee me in de pauze.
Ik bedank vriendelijk. Als ik naar buiten loop zit de huilende vrouw nog op het stoepje. Ik strijk over haar rug. De tandenloze vrouw die niet op de foto wilde, komt naar buiten en gaat naast haar zitten. Arm om haar heen. Binnen zet de dominee een nieuw lied in: ‘Let my people go. Go down Moses, go down go down.’