vrijdag 26 april 2013

Routeplanner

Voor het eerst fiets ik ’s avonds laat terug naar mijn nieuwe huis. Het is een lang stuk, maar boven mijn huis hangt een dikke volle maan, dus verdwalen is onmogelijk.
Ik heb voorgelezen, twee boeken verkocht, bekenden gezien, het was alsof ik terugkwam van een lange reis. Nu moet ik terug, de halve stad door, van West naar Oost. Ik fiets de Bilderdijkstraat af, langs het huis van een vriend, die daar vrijwel nooit meer zit, verder door de Constantijn Huygensstraat naar het Museumplein met het zwembad waar ik al weken niet ben geweest, langs het Concertgebouw, waar ik soms met mijn uitgever lunch, nog verder, de hele Ceintuurbaan af. Het is één lange weg, een lange weg met stoplichten, en heel veel verkeer. Dat verbaast me. Ik dacht dat het alleen in de binnenstad druk was ’s avonds laat. Ik sluit aan bij een sliert fietsers die niet weten dat dit mijn eerste keer is. Ik zie aan hen wanneer het fietspad een bocht maakt of een kuil vertoont. Dat is handig. Soms heb je leiders nodig.

Op de Van Baerlestraat word ik bijna geramd door twee bakfietsvaders – dat is toch echt geen gezicht, wil ik tegen ze zeggen, dat je overdag, als je de kinderen naar school moet brengen, op zo’n ding fietst begrijp ik, maar ’s avonds, als je met je beste vriend naar de film gaat?
Bij de bibliotheek op het Roelof Hartplein denk ik aan Jan Arends, die daar naar beneden sprong, of alleen maar woonde, en elders naar beneden sprong. Ik denk er alleen aan omdat ik het er een paar dagen eerder over heb gehad met mensen van de uitgeverij. Uit mezelf zou ik nu niet op zo’n gedachte zijn gekomen.

Ik ben inmiddels bij de brug over de Amstel aanbeland. Na de brug moet ik rechtsaf. Als ik linksaf sla kom ik alsnog bij mijn oude huis uit. Langs Carré, de Amstel volgen tot aan de Munt. Ik voel niet eens het kleinste beetje aandrang om linksaf te slaan, niks geen ingesleten patronen. Toen mijn grote ex en ik uit elkaar gingen verhuisde ik naar de andere kant van het spoor, de slechte kant. Voortaan moest ik linksaf waar ik altijd rechtsaf was gegaan. Dat voelde nog zeker een jaar onnatuurlijk, alsof ik van huis wég reed in plaats van ernaar toe. Nu heb ik dat niet, niet eens een beetje. Zelfs de macht der gewoonte is verhuisd.

Ik fiets nu evenwijdig aan de Amstel. Het is een zwoele avond en ik kan het water ruiken. De Amstel is nooit ver weggeweest, ik woon er mijn hele leven al in de buurt. Ik ben geboren in Amstelveen. Daar ging mijn verhaal van vanavond over, over mijn afkomst, mijn vader die vader werd en mijn oom die op dat moment een rookbom fabriceerde voor het huwelijk van Beatrix en Claus.
Rembrandttoren. Ik begin moe te worden. Er zitten een verhuizing en twee glazen wijn in mijn benen. In mijn andere huis had ik nu al op de bank gezeten. Nu moet ik nog een brug over. Die brug valt niet mee, maar daarna gaat het onverwacht licht. Ik zie lichtjes achter de ramen van de buren, ik zie de grote lampen in de hal, en ik denk wat ik al drie dagen denk, ik denk: dit is een huis waar ik zou willen wonen.
Ik zet mijn fiets neer, ga naar binnen en kom thuis.