zaterdag 23 maart 2013

Boekennacht

Het was Boekennacht op ’t Spui, en ook in het nieuwe NRC-gebouw. In een glazen ruimte aan de Nes werden Kristien Hemmerechts, Peter Terrin en Griet op de Beeck geïnterviewd over de verschillen tussen Nederland en België. Dat Vlamingen beter Nederlands spraken en schreven, zei de interviewer. Dat Nederlanders juist losser met taal omgaan, vond Kristien Hemmerechts.
Het was moeilijk mijn aandacht erbij te houden. Ik zat aan de raamkant, en het was druk in de steeg. Maar niet gewoon druk. Alle mannen die voorbij liepen waren uitzonderlijk knap. Of ze nu alleen liepen of met z’n tweeën of in een groep: knap, knap, knap. Misschien was het de belichting, of de kou die iets deed met hun wangen, hun ogen.
Maar ook de vrouwen waren beeldschoon. Het was op z'n minst opvallend te noemen. Ik loop regelmatig door deze steeg en dan zie ik nooit knappe mensen.
Gelukkig kwam er toen een hele stoet lelijke mensen voorbij. Extreem lelijk waren ze. Er kwam een verwilderd type aan die druk naar ons, de mensen achter het glas, ging staan gebaren. Ik zag het vanuit mijn ooghoeken. Niet kijken, dacht ik, dan komt hij hierheen. Hij kwam alsnog. Vlak naast me ging hij op het raam staan bonken. Kristien Hemmerechts onderbrak haar betoog en zei: ‘Een fan.’ De fan, hij was gezien, het was niet onopgemerkt gebleven, droop af en maakte plaats voor nieuwe mensen. Er kwamen twee prachtig uitgelichte politiepaarden voorbij en een paar maal reed er een glanzend zwarte taxi de steeg door, stapvoets achteruit, alsof hij een kunstje opvoerde. Ik zag Lena Dunham langs komen hollen, met een gek gebreid mutsje op. Mijn verlangen om naar buiten te gaan, achter de mensen aan, werd steeds groter, ondanks dat ik wist dat het buiten bitter koud was. De hele tijd zong door mijn hoofd: The hills are alive with the sound of music. Dat kwam waarschijnlijk doordat het draaiorgel bij mij in de straat dat ’s middags had gespeeld.
De interviewer en de Vlamingen hadden het inmiddels over schrijven over ouders versus schrijven over kinderen. Griet op de Beeck zei dat ze zich niet verantwoordelijk voelde voor haar familie, niet meer, ze schreef gewoon over ze. Ja, het eerste kistfeestje na het uitkomen van haar boek was heel onaangenaam geweest, en er zouden nog wel meer onaangename kistfeestjes komen.
Kistfeestje, dacht ik. In België noemen ze een begrafenis een kistfeestje.
‘Mooi,’ fluisterde ik tegen degene die naast me zat, ‘kistfeestje.’
Die keek me bevreemd aan. ‘Kérstfeestje.’