zondag 20 januari 2013

Schaatsen

Op zaterdagochtend werden we opgehaald door een touringcar die ons naar de Jaap Edenbaan bracht voor onze wekelijkse schaatsles. We kregen les in slalommen, in starten en remmen, in estafette rijden. Ik haatte elke minuut ervan. Ik had altijd koude voeten, koude handen en een loopneus. Bovendien had ik houtjes. Waar alle andere kinderen echte schaatsen hadden, kunstschaatsen of hockeyschaatsen, moest ik het doen met Friese doorlopers. Lelijke houten schaatsen die je met een stroef lint om je gympen bond. Niet te strak want dan werden je tenen gevoelloos, en niet te los want dan gleed je voet van de schaats. Het luisterde nauw. Tijdens de les moest ik altijd wel een paar keer naar de kant om mijn schaatsen opnieuw om te binden. Het voordeel daarvan was dat ik dan een paar minuten niet op het ijs hoefde te staan. Het nadeel was dat iedereen zag dat ik houtjes had. Want tijdens het ombinden van de schaatsen kwam ieder kind uit de bus wel een keer voorbij, op zijn mooie hockey- of kunstschaatsen.

Enorm zelfmedelijden bekroop me altijd, daar op die Jaap Edenbaan. Het begon al als ik ’s morgens de touringcar de straat in zag rijden. Tegen de tijd dat de bus stopte voor de ingang van de ijsbaan, stond het huilen me nader dan het lachen.
Ik geloof niet of ik dit ooit tegen mijn ouders heb gezegd. Misschien wist ik niet dat het kon, of misschien wist ik dat het toch niet had uitgemaakt.

In tegenstelling tot wat je zou verwachten was ik best goed in schaatsen. Ik eindigde vaak bij de eerste drie met slalommen, starten, remmen en estafette rijden.
Het is niet waar dat de dingen waar je goed in bent ook automatisch de dingen zijn die je leuk vindt. Angst of wanhoop kan net zo goed een drive zijn. Of het verlangen naar een goede afloop.
Op de terugweg in de bus zongen we liedjes, en als ik thuiskwam had mijn vader brood gehaald bij de enige warme bakker in het dorp. Wit brood met maanzaad. Als je het uit de zak pakte was het soms nog een beetje warm.