donderdag 17 januari 2013

Ruud

Voordat we naar de boekpresentatie van F. gingen, hadden we afgesproken in een café, G, E. en ik (en andere E, maar die kon uiteindelijk niet). Café W. lag niet alleen vlakbij de uitgeverij waar de boekpresentatie was, maar ook vlakbij het zwembad. Ik besloot eerst te gaan zwemmen.
Toen ik het zwembad uitkwam begon het net te schemeren. Mijn ogen brandden van het chloor en mijn zicht was slecht. Ik had mijn bril in mijn tas gestopt, maar toen ik hem eruit wilde halen, bleek hij er toch niet in te zitten. Op de tast kwam ik café W. binnen en ik speurde in de oranje-bruine mist naar een bekend gezicht.
Achter in de hoek veerde een man op.
Ah, dacht ik, daar heb je G. Ik liep lachend op hem af en hij lachte terug. Maar hoe dichterbij ik kwam hoe meer ik me begon af te vragen of het G. wel was. Misschien is hij twintig kilo aangekomen, dacht ik, en heeft hij zijn haar geverfd. Ik had G. al een poosje niet gezien.
Opeens zag ik het: het was G. niet.
Afbuigen of wegkijken kon nu niet meer. De man die G. niet was kwam breed lachend overeind en stak me zijn hand toe. Ik greep de hand en schudde hem. ‘Ruud,’ zei hij.
‘Ja,’ zei ik. En toen: ‘Maar ik heb geen afspraak.’
‘O,’ zei Ruud, en ging weer zitten. ‘Je leek erop.’
Ik knikte en koos het enige lege tafeltje, een tafeltje recht tegenover dat van Ruud.
G. en E. kwamen binnen, maar Ruud zat nog steeds alleen. Eindelijk kwam zijn afspraak ook binnen.
‘Ze lijkt niet op je,’ zei G.
‘Natuurlijk lijkt ze niet op me,’ snauwde ik.