dinsdag 15 januari 2013

Ontwapenend

Voor me in de rij voor de kassa stond een luid bellende jongen. Een gaslek voor zijn deur, de elektriciteit moest worden afgesloten, daarom kon hij ook niet werken. Ja, op zijn telefoon, maar daarvan was de internetverbinding niet echt goed. Ik kon het hele verhaal volgen, en ik dacht: hij gaat gewoon door met bellen als hij aan de beurt is, let maar op, hij groet zelfs de caissière niet.
Hij was bijna aan de beurt. Ik schoof met mijn voet mijn mandje naar voren. Ik had al de hele dag zin om iemand te grazen te nemen, iemand die het verdiende.
Hij verdiende het. Hij praatte te hard in zijn telefoon en straks zou hij de caissière als een machine behandelen.
‘Goeiemiddag,’ zei de caissière.
De jongen legde zijn boodschappen op de band en praatte ondertussen gewoon door in zijn telefoon. Ik ging vlak naast hem staan. ‘Ze zei goeiemiddag,’ zei ik.
‘Ik moet ophangen, mam,’ zei hij in de hoorn, en tegen mij: ‘Sorry, wat zei u?’
Hij had een ontwapenend, open gezicht. Hij deugde, ik zag het meteen. Maar ik kon nu niet meer terug. ‘Ik zei, de caissière zei goeiemiddag tegen je.’
‘Nee,’ zei de caissière, ‘dat was tegen de vorige klant.’
De vorige klant, die zijn boodschappen stond in te pakken, keek verontschuldigend op.
Ik stond nu aan twee kanten klem, maar liet me niet kennen.
‘Ik vind het altijd zo onbeleefd als mensen door blijven bellen als ze aan de beurt zijn,’ zei ik tegen de jongen, de caissière en de vorige klant negerend.
‘Ja,’ zei de jongen, ‘ik heb daar ook een hekel aan. Daarom hang ik altijd op als ik aan de beurt ben.’
Ik zei niks. Pas toen hij zijn boodschappen begon in te pakken zei ik: ‘Maar het was je moeder, begrijp ik.’ Alsof dat alles verklaarde.
Hij lachte vriendelijk naar me.
De hele weg naar huis haatte ik mezelf.