vrijdag 2 november 2012

Rampen en rijtjes

Als ik niet kan slapen denk ik aan rampen. Ik denk aan hoe ik moet handelen als er brand uitbreekt of als de waterleiding springt. Ik denk aan wat ik het beste kan doen als ik tijdens het koken een slagader door snij. Of als ik plotseling vanaf mijn middel verlamd raak. Soms verhoog ik de moeilijkheidsgraad en maak ik ervan: vanaf mijn middel verlamd raken terwijl ik in bed lig, de telefoon in de andere kamer ligt en de buren op vakantie zijn.
Zie je daar maar eens uit te redden.

Ik denk aan wat ik moet doen als er een explosie plaatsvindt in de straat, waarbij alle ruiten springen. Ik denk aan de volgorde van de dingen. Schoenen aantrekken, de poes zolang opsluiten in de wc. Het glas opzuigen. De ramen dichtmaken (de gordijnen tegen de kozijnen tapen!) zodat de poes niet kan ontsnappen. Dat alle dingen een volgorde kennen, vind ik een geruststellende gedachte. Een volgorde is een rijtje, en rijtjes kun je van buiten leren.

Ik ben een praktisch ingesteld persoon. Als er iemand in mijn omgeving overlijdt, ga ik koken of klussen, en wel onmiddellijk. Toen mijn opa overleed, klom ik op een stoel om mijn plafond te gaan witten, met een kwast – ik had geen roller in huis.
Tijdens de begrafenis kon ik nauwelijks bewegen van de spierpijn. Wat altijd nog beter is dan nauwelijks kunnen bewegen van verdriet.

Er overleed iemand bij wie ik al vanaf mijn zestiende over de vloer kwam, en zonder aanloop, zonder voorbereiding dreunde ik in gedachten haar vroegere telefoonnummer op. Het was nog een zescijferig nummer.
Kennen mensen tegenwoordig nog telefoonnummers uit hun hoofd?
Ik ken nog telefoonnummers van mensen die al heel lang dood zijn. Niet alleen mijn hoofd herinnert het zich, ook mijn vingers. Als ik de telefoon oppak, vinden mijn vingers uit zichzelf de volgorde van de toetsen.
Ook dat vind ik heel geruststellend.