maandag 15 oktober 2012

Ziek

Ik ben ziek. Ik gloei, mijn huid tintelt, en gedachten blijven halverwege steken.
Ik kreeg een oproep om een griepprik te komen halen. Volgens de brief behoorde ik tot een risicogroep. Ik liet mijn ogen gaan over het rijtje risicogroepen dat werd opgesomd en herkende me er niet in. De laatste keer dat ik griep had was twintig jaar geleden, misschien wel vijfentwintig. Ik belde de dokter en zei dat ik me geen risicogroep voelde. Ik zette me schrap voor tegenwerking. Maar de assistente zei: ‘O, dan heeft het systeem weer een fout gemaakt.’
De volgende dag werd ik wakker met het gevoel alsof ik de verwarming aan had laten staan. Zwaar hoofd, keel als schuurpapier. Het regende, maar ik had met mezelf afgesproken een nieuwe koelkast te gaan kopen, dus ging ik naar buiten en kocht een koelkast. Daarna belde ik bij iemand aan, liepen we samen weer naar buiten, dronken we ergens koffie, liepen we weer verder, en al die tijd regende het en had ik het koud, en de volgende dag was ik ziek. Precies zoals je moeder altijd zei dat het zou gaan. Geruststellend klassiek.

Iemand schreef dat hij altijd een herstellende zieke zou willen zijn. Ik niet, ik wil een beginnende zieke zijn, iemand wiens neus nog niet kapot is gesnoten, wiens koelkast nog niet leeg is, wiens computer nog vol ongeziene films staat en wiens gedachten nog niet in kringetjes bewegen.

Ik douche drie keer per dag heet en denk niet aan de energierekening en ook niet aan het milieu. Ik hou de gordijnen gesloten en kijk de hele dag documentaires op mijn computer. Fantastische documentaires. Over Sarah Palin en over een chimpansee die moet leren lezen. Wat hou ik toch van documentaires. Misschien nog wel meer dan van speelfilms. Ik kijk er nog een paar, en als ik moe word, kruip ik in mijn bed, dat altijd al een heerlijk bed was, maar nu de hemel op aarde is.

Ik herinner me vakanties van vroeger, met het hele gezin in de auto naar Zuid-Frankrijk of Italiƫ. Hoe er altijd iemand in de kattenbak moest, waarin je niet rechtop kon zitten en de zon genadeloos naar binnen scheen. Als het mijn beurt was voor de kattenbak, probeerde ik te slapen.
‘Slapen? Midden op de dag?’ zei mijn moeder. ‘Je bent toch geen oud wijf.’
Ik voel me nog steeds schuldig als ik overdag in bed kruip.
Maar nu niet, want nu ben ik ziek.

Ik volg de expeditie van Felix Baumgartner in Roswell. Niet terloops, tijdens het afwassen of het telefoneren, maar urenlang, zonder er iets naast te doen. Als ik niet ziek was, had ik mezelf waarschijnlijk gedwongen iets grappigs of slims te bedenken over de link met de ufo die in 1947 in Roswell landde, maar ik ben ziek, dus ik bedenk niks. Ik loop alle veertig handelingen voor de sprong met Felix door (item 24: OK, it’s getting serious now, pal.). Ik zie hoe hij aarzelt bij item 29 (Remove the seat belt. Felix? Remove the seat belt.) en hoor het commentaar vanaf de grond als hij zijn voeten buiten op de treeplank zet (I got an angel to take care of you). Onder andere omstandigheden had ik al die dingen vast genoteerd. Dan had ik dat van die engel corny gevonden, en de hele expeditie een belachelijk geldverslindend project genoemd. Maar ik ben ziek, dus hoeft dat niet. Ik hoef helemaal niks.

Waarom leef ik niet altijd zo?

Ik maak soep en kook eitjes op momenten dat mensen geen soep eten en geen eitjes koken. Ik stap om tien voor vier ’s nachts uit bed om thee te maken, en moet denken aan een ex-vriendje dat in de weekends zo laat mogelijk opbleef. Gewoon omdat het kon. Omdat er geen moeder was die hem naar bed stuurde.
Wanneer stoppen we met rebelleren tegen onze ouders? Ik ken een vrouw die foute vriendjes spaart. Ze trekken bij haar in, teren op haar zak en met kerst en verjaardagen neemt zij ze mee naar haar familie. Volgens mij doet ze het om haar ouders te stangen. ‘Word gelukkig’, had haar moeder op haar 21-e verjaardag tegen haar gezegd.
Ze kijkt wel uit.