vrijdag 26 oktober 2012

Schrijven

Het eerste woord dat ik kon schrijven was mijn eigen naam, hoewel ik de e's meestal in spiegelbeeld schreef.
Ik herinner me dat ik nog niet kon schrijven en bij ons in de achtertuin een wit vel papier vol krabbelde met golfjes en pieken, in de hoop dat mijn vriendinnetjes zouden geloven dat ik echt kon schrijven. Echt kunnen schrijven was iets magisch in mijn ogen.
Maar mijn vriendinnetjes geloofden het niet, en ik zag wel waarom. Het leek niet. Het lukte me niet iets te produceren dat op letters leek.

‘Ik zou ook wel eens een boek willen schrijven,’ zegt de vrouw van het verzekeringskantoor, ‘ik heb er alleen de tijd niet voor.’
Op een feestje vertelt iemand een verhaal en sluit af met: ‘Ik zou er een boek over kunnen schrijven. Misschien doet ik dat ook wel.’
Ik zet de tv aan en hoor een bekende Nederlander zeggen dat hij een poosje vrij te wil nemen om een boek te schrijven, want dat heeft hij altijd al willen doen.

Toch typisch, je hoort nooit eens iemand zeggen: ik zou ook wel eens een opera willen componeren, maar ik heb er de tijd niet voor. Of: volgend jaar neem ik een poosje vrij om een kantorencomplex te ontwerpen.

De achtertuin zit vol mensen met een wit vel papier op schoot die denken dat ze kunnen schrijven. Ze zien het gewoon niet.