donderdag 2 augustus 2012

Vriezer

‘Ben je er klaar voor?’ vraag ik.
In de gang staat een reistas, op het aanrecht een grote hoeveelheid kattenvoer. Speciale brokjes van de dierenarts. Een flesje lijnzaadolie. De kat is oud. Hoogbejaard. Als hij op de bak zit brengt hij een klaaglijk gemauw voort.
‘De bovenbuurvrouw vroeg wat ze moest doen als de kat doodging,’ zegt hij. ‘We hebben afgesproken dat ze hem dan in de vriezer legt.’
Hij opent de vriezer. Alle drie de laden zitten tot aan de rand toe vol.
‘Daar past hij nooit meer bij,’ zeg ik
Hij pakt een beker ijs uit de vriezer. We lepelen hem leeg.
‘Lekker,’ zei ik.
Hij pakt nog een beker. De ruimte die is ontstaan is nog steeds niet groot genoeg voor een dode kater. Hij houdt een taartje op.
‘Dit is ook heel lekker.’
‘Ik zit vol.’
Hij legt het taartje terug.
De kat komt traag aanlopen. Zijn ene achterpoot doet niet goed meer mee. Hij zet zijn voorpoten tegen mijn been en opent zijn bek. Er komt geen geluid uit. Ik til hem op schoot.
‘Hij gaat niet dood,’ zeg ik.
‘Nee.’
De kat klimt op tafel en begint de ijsbekers schoon te likken.