woensdag 29 augustus 2012

Hygiëne

Toen we verhuisden naar een nieuwbouwwoning met drie verdiepingen, waarin ik de eerste dagen constant verdwaalde, hadden we voor het eerst een bad. Een bad en een douche, maar we wasten ons staand voor de wastafel. ’s Morgens alleen het gezicht, ’s avonds oksels, kruis en voeten. Met een washandje dat over de rand van de wasbak hing. Vijf klamme washandjes die eens per week in de was gingen. Hygiëne was toen iets anders dan nu.

Op zondag en woensdag gingen we in bad. Alle drie de kinderen in het zelfde badwater. Omdat ik de oudste was, mocht ik eerst, als het water nog warm en schoon was. Tegen de tijd dat de jongste in bad mocht, was het lauw en lag er een glimmend, zilvergrijs vlies overheen.
De douche gebruikten we alleen om het bad mee schoon te maken.

Mijn opa en oma hadden een wasmachine en centrifuge in de douche staan. Als ze wilden douchen, en dat was gemiddeld zo eens per maand, tilden ze de wasmachine en centrifuge eruit, en lieten die zolang op de gang staan. Mijn opa en oma waren van mening dat het niet gezond was vaak te douchen. Dan waste je vetten van je huid die dienden ter bescherming tegen ziektes. Ze roken altijd een beetje naar koekjes die al heel lang in de trommel zaten. Ik vond dat lekker.

Op een dag kregen ze een brief zonder postzegel. In de brief stond dat ze stonken en vaker een bad zouden moeten nemen. Het was een anonieme brief. Mijn opa las hem aan me voor. Na het lezen vouwde hij hem weer op en zei met ingehouden woede: ‘Maar ik weet wel wie er achter zit.’ En mijn oma knikte. Ook zij wist het.